geb. 1849 te Groningen, eerst onderwijzer, promoveerde in 1877 te Groningen tot doctor in de letteren, op proefschrift De Lucretii phïlosophia cnm foniibus comparata, was achtereenvolgens leeraar te Leiden en te Groningen en is sedert 1881 hoogleeraar in latijn, grieksch en paedagogie aan de vrije universiteit te Amst.; is sinds 1902 lid van de Kon. Acad. van Wetensch. en Sept. 1902 lid der Eerste Kamer voor Z.-Holl.
Werken: Opstellen in de Mnemosyne en andere vaktijdschriften, Lat. grammatica, Oefeningen voor onderwijs in het latijn, De Manilio poeta, Herodes, een studie, Grieksche grammatica, Serta Bornana, De wetenschap van den Jogos, Ideëel en Reëel, Beginsel en norm in de litteratuur, enz.