nederlandsch vice-admiraal, in 1790 te Amsterdam geboren, kwam 1803 als kadet in dienst, nam als kommandant eener kanonneerboot deel aan het beleg van Naarden en in 1821 als eerste officier aan de expeditie tegen Palembang. In 1830 werd hij belast met het kommandement der zeemacht voor Antwerpen.
K. heeft daaromtrent mededeelingen gedaan in zijn geschrift Z. Maj. zeemagt voor Antwerpen 1830—32 (Utrecht 1853). Uit de fransche krijgsgevangenschap in het vaderland teruggekeerd, vielen ' hem vele blijken van onderscheiding ten deel. In 1831 tot kapitein ter zee bevorderd, werd hem 1835 het kommandement der zeemacht in O.-Indië opgedragen; hij was lid der commissie voor het ontwerpen eener krijgskundige verdediging van Java en van die tot oprichting van een maritiem etablissement aldaar. In 1838 in het vaderland teruggekeerd, werd hij in 1839 aangesteld tot kommandant van het instituut voor de marine te Medemblik, in 1848 tot lid van het Hoog Militair Gerechtshof met den rang van vice-admiraal. Hij overl. in 1855.