Gepubliceerd op 23-02-2021

Jan antoon de jonghe

betekenis & definitie

vlaamsch dichter, geb. 6 Oct. 1797 te Lokeren, was hoogleeraar in het latijn en grieksch te Brugge en Luik, en overl. 2 Sept. 1861; men heeft van hem o. a.: De toonkunst (leerzang, Gent 1821), Waterloo (in 3 zangen, ald. 1821), verder tooneelspelen, romancen, koorzangen, alsook letter- en taalkundige werken.

< >