(hertog) geb. 9 April 1649 te Rotterdam, was de natuurlijke zoon van Karel II van Engeland en van Lucy Walters. Karel liet hem zorgvuldig opvoeden, verhief hem na de restauratie tot graaf van Doncaster en hertog van M. en op aandringen van Shaftesbury, die den hertog tot zijn werktuig tegen den troonopvolger Jacobus uitkoos, tot opperbevelhebber in Schotland.
Daar zocht M. door zachtheid de presbyterianen te winnen; desondanks brak een opstand uit, dien hij in den slag bij de brug van Boihwell 22 Juni 1679 onderdrukte. Na een verblijf in de Nederlanden werd hij het middelpunt van alle intriges tegen Jacobus; zijn dapperheid en innemende schoonheid bezorgden hem in groote mate de volksgunst. Na den val van Shaftesbury en het ontdekken van het Rye-Housecomplot vluchtte hij naar Holland (1683) tot Willem van Oranje en trachtte na de troonsbestijging van Jacobus II zijn recht op den troon met geweld te doen gelden. Terwijl zijn bondgenoot, graaf Argyll, de vergeefsche poging tot een schotschen opstand deed, landde hij te Lyme in Dorsetshire 11 Juni 1685, vond eerst aanhang, doch werd, toen hij zich den koningstitel aanmatigde, door het parlement in den ban gedaan. 6 Juni 1685 werd hij bij Sedgemoor verslagen, eenige dagen later gevangen genomen en 15 Juli 1685 onthoofd. Van M., die gehuwd was met de erfdochter van het schotsche geslacht der Scott van Buccleuch, stammen de families der Scott, hertogen van Buccleuch en Queensberry af.