engelsch literatuur-historikus, geb. 21 Juni 1820 te Chelsea, studeerde te Cambridge, en verwierf eenige bekendheid door een uitgave der reisbeschrijvingen van sir John Mandeville (1839). Hierop werd hij belast met het onderzoek van de zich in de Chetham-bibliotheek te Manchester bevindende handschriften, waarover hij een Account of the European onanuscripts in the Chetham library at Manchester (Manch. 1842) uitgaf.
Voor de Shakspeare-Society gaf hij de First sketch of the Merry wives of Windsor (Lond. 1842) in het licht; verder verschenen ook van hem Shakspeariana (Lond, 1841) en een Life of Shakspearc (Lond. 1848). In 1852 ondernam hij een uitgave in folio der gezamenlijke werken van Engelands grootsten dichter met kritische en arehaeologisehe commentaren, tevens opgeluisterd door prachtige illustraties (16 dln., 1852—65). Ter gelegenheid van het Shakespearefeest in 1864 gaf hij meerdere schriften daarop betrekkelijk uit, w.o. ook Stratford upon Avon in the times of the Shakspeare’s (Lond. 1864); belangwekkend is ook zijn uitgave: Letters of the Kings of England (2 dln., Lond. 1846), een verzameling brieven van engelsche vorsten, tevoren begraven in .archieven. Verder gaf hij in het licht: Torrent of Portugal (Lond, 1842); een door hem ontdekten metrischen roman uit de 15de eeuw, en Early history of freemasonry in England {1842), een Dictionary of archaic and provincial words (2 dln., 10de dr. 1887), en de verzameling Popular rhymes and nursery tales (1849). H. overl. 3 Jan. 1889 op zijn landgoed bij Brighton.