Gepubliceerd op 18-03-2021

Jacob isaacsz. van ruisdael

betekenis & definitie

hollandsch landschapschilder en etser, geb. 1628 of 1629 te Haarlem, waar hij in Maart 1682 overl. Hij woonde van 1655 tot 1681 te Amsterdam.

Behalve boschrijke landschappen, schilderde hij zeestukken, stranden en enkele stadsgezichten, en openbaarde in al die werken zulk een meesterschap van teekening en kleurgevoel, zulk een liefde voor de natuur, dat Ruisdael’s poëtische scheppingen algemeen als de eerste in hun genre van de geheele 17de eeuw beschouwd worden. In zijn eersten tijd schilderde hij, meest op paneel, duinen strandgezichten, gezichten op Haarlem, soms met bleekvelden op den voorgrond, met prachtige luchten en een schilderachtig effect van het zonlicht, waarbij hij partij trok van de schaduw der wolken op een deel van het ruime vlaklandschap. Zijne zeestukken overtreffen aan natuurwaarheid en grootschheid die van al zijn tijdgenooten. Later schilderde hij watervallen, die hij waarschijnlijk nooit gezien heeft, in navolging van Allart van Everdingen, die ze (in Zweden) bezocht had. Toch heeft hij van enkele dier stukken meesterwerken kunnen scheppen. Men vermoedt dat zijn oom Salomon zijn leermeester is geweest; maar de Natuur was zijne meesteres bij uitnemendheid. Bijna alle Musea van Europa bezitten werken zijner hand; van de onze bezit ’s Rijks Museum de beste stalen van zijne kunst. In de engelsche verzamelingen vindt men de schoonste doeken van den kunstenaar. De latere werken lijden onder een doorgroeien van den zwarten grond waarop hij schilderde, terwijl de vroegere werken op een warmen, bruinen grond geschilderd zijn.

< >