Gepubliceerd op 20-01-2021

J. m. van bemmelen

betekenis & definitie

Nederl. schei-, wis- en natuurkundige, geb. 3 Nov. 1830 te Almelo, liet zich in Sept 1847 als student inschrijven (Leiden), promoveerde in Oct. 1854, was eerst van 1852 tot 60 assistent van prof . Van Kerckhoff aan het chemisch laboratorium te Groningen, toen tot 64 leeraar in chemie en physica aan de academie Minerva en leeraar in chemie aan de landbouwschool en tot 69 directeur der hoogere burgerschool aldaar, daarop tot aanvang 74 directeur der h. burgerschool te Arnhem, en werd in Febr. van laatstgenoemd jaar benoemd tot hoogleeraar in de anorganische scheikunde aan de hoogeschool te Leiden, welk ambt hij 25 April daaropvolgende met een rede over „De scheikunde als leer der stofwisseling” aanvaardde: einde 1900 kreeg hij zijn emeritaat. Hij onderzocht de saamstelling der alluviale gronden in Nederland, het opslorpingsvermogen van den bouwgrond, enz.

< >