kleinrussisch dichter, geb. 29 Aug. 1769 te Poltawa, studeerde aan het seminarie aldaar en was laatstelijk inspecteur van het opvoedingsgesticht voor den armen adel te Poltawa, waar hij 29 Oct. 1838 overleed. Zijn voornaamste werk, waarmede hij tevens de grondlegger der nieuwere kleinrussische literatuur werd, is een parodie op de Aeneïs van Vergilius in het kleinrussisch (3 dln., Petersb. 1798 en meermalen), het eerste boek waarin i deze taal als werkelijke volkstaal gebezigd werd.
Niet minder bijval vonden zijn kleinrussische Operetten Natalka Poltavka (1819) en Moskal Carivnik, die nog tegenwoordig opgevoerd worden. Een volledige uitgaaf zijner werken verscheen in 1862 te Petersburg (2de dr. Kiew 1875).