plantengeslacht van de fam. der Solaneeën, met slechts weinige soorten, alle inheemsch in de noordelijke gematigde zone. De bekendste soort, H. niger, in Nederland bilzenkruid, dolkruid en malwillempjeskruid geheeten is een twee-, zelden eenjarige plant, met kleverigen, wollig behaarden stengel, langwerpig-eironde, grof-bochtig getande, gesteelde of stengelomvattende bladen en in de oksels van groene dekbladen gezeten bloemen; de bloemkroon is vuilgeel, sierlijk violet geaderd; de plant bereikt een hoogte van 30—60 centim. en wordt gevonden op mesthoopen, kerkhoven, langs wegen en dijken, zelden in eenigszins grooten getale bijeen; zij is zeer vergiftig; het kruid heeft in frisschen staat een afkeerwekkenden, verdoovenden geur, en is onder den naam Herba Hyoscyami officineel; de zaden waren dit vroeger ook, onder den naam Semen Hyoscyami.
De plant bevat twee narcotisch werkende alkaloïden, hyoscine en hyoscyamine (zie deze art.), wier inwendig gebruik hoofdpijn, braken, verwijding van de pupil, met verduistering van het gezicht, spierverslapping, slaapzucht en hevige deliriumaanvallen veroorzaakt. Alle hyoscyamine zouten zijn zeer vergiftig. In de geneeskunde worden deze zouten, benevens het kruid en de daaruit bereide preparaten (bilzenkruid-extract, -zalf, -pleisters, -olie) uit- en inwendig aangewend als kramp- en pijnstillend fniddel bij maagkramp, tandpijn, pijnlijke gezwellen en zweren, onderlijfsontstekingen enz.