(grieksch, de regenenden) in de grieksche mythologie nimfen, wier aantal en afstamming verschillend worden opgegeven. Hesiodus noemt vijl H. als met de Chariten (Gratiën) overeenkomende nimfen, Thales twee, Pherecydes zes of zeven, die van Zeus den pasgeboren Dionysus ter opvoeding ontvingen en later door hem onder de sterrenbeelden geplaatst werden.
Volgens Euripides zijn zij dochters van Erechtheus, drie in getal; volgens anderen schonk de Oceanide Aethra of Pleïone aan Atlas twaalf dochters en een zoon Hyas. Toen deze op de jacht door een slang of een leeuw gedood was, werden vijf zijner zusters door Zeus uit medelijden onder den naam H. tusschen de sterren geplaatst. Zooals haar naam reeds zegt, zijn de H. wolkengodinnen, en als zoodanig de voedsters van Dionysus.