(oudperz. Auramasdä, pehlevi: Ohrmazd) naam van een viertal perzische koningen uit de dynastie der Sassaniden.
1) H. I, zoon van Sapor I, regeerde slechts 14 maanden (272—273), maar toch is deze korte tijd zijner regeering merkwaardig wegens het terugroepen van den door Sapor verbannen Manes (zie ald.), den stichter van de secte der Manicheërs, wiens leer en aanhangers hij begunstigde; zij werden evenwel weder vervolgd door Bahram I, den broeder van H., die hem in 273 opvolgde.
2) H. II, zoon van Narseh (303—310), was een vurig aanhanger van het parsisme; van zijn regeering valt niets te vermelden. Hij liet zijn gemalin achter, zwanger van een zoon, Sapor den Grooten, die nog in den schoot zijner moeder door den adel van het land tot koning benoemd werd.
3) H. III, zoon van Yesdegerd II (457—459), moest met zijn broeder Pêröz (Piroses) den troon deelen, doch geraakte weldra met hem in strijd. Pêröz vluchtte naar de Hunnen, werd door de Ephthaliten gesteund endoodde H.
4) H. IV (579—590), zoon van den grootsten perzlschen koning, Chosroës Nouschirwan (Anöscharwan), en van de dochter van een khan der Turken, vandaar Turkzend (d. i. Turkenzoon) genaamd, wegens zijn tragisch uiteinde de meest bekende van allen, gaf, om een oorlog met Byzantium uit te lokken, van zijn troonsbestijging geen kennis aan keizer Tiberius I. Hij streed met afwisselend geluk tegen de Oostromeinen, die reeds bij Circesium over den Euphraat gedrongen waren (580). Nadat zijn leermeester en raadsman Buzurg-Mihr gestorven was, vierde hij zijn hartstochten den vrijen teugel en vervolgde de grooten van zijn rijk, van wie hij er velen liet dooden. Philippicus, de veldheer van keizer Mauritius, versloeg de Perzen (590), die aangevoerd werden door Bahram-Tschöbin, een afstammeling der Arsaciden, die eenige jaren te voren met succes tegen de Turken gestreden had. Bahram werd daarop op hoonende wijze afgezet, maar verwekte een opstand die voor H. noodlottig afliep, daar zijn moeder in stukken gehouwen en hij zelf in de gevangenis geworpen werd, waar hem de oogen werden uitgestoken. Zijn zoon Chosroës werd als koning uitgeroepen, maar Bahram wilde zelf van den opstand profiteeren en regeerde in werkelijkheid. Chosroës, bij Naharwan verslagen, moest de vlucht nemen naar de Grieken.