Gepubliceerd op 23-02-2021

Hohenzollern (vorstenhuis)

betekenis & definitie

oud duitsch vorstenhuis, waartoe het pruisische vorstenhuis behoort, dat sinds 18 Jan. 1871 tevens de duitsche keizerskroon draagt. De oorsprong van het geslacht ligt in het duister.

De traditie, welke den zwabischen graaf Thassilo (omstreeks 800) als den oudst bekenden voorvader der H. voorstelt, is een in de 16de eeuw opgekomen dwaling of verzinsel gebleken. Voor zoover men heeft kunnen nagaan, behoorde het geslacht in de 12de eeuw reeds tot de rijkste en machtigste familiën van Zwabenland; het voerde toen den naam Zolre, naar zijn stamslot op den 866 meter hoogen Zollerberg (bij Hechingen) en den titel van graaf. Een der leden, graaf Frederik, werd de stamvader der latere burggraven van Neurenberg, terwijl diens broeder, graaf Buchard, de stamvader werd van de in 1486 uitgestorven linie der graven van Hohenberg. Eerste burggraaf van Neurenberg uit dit geslacht was graaf Friedrich van H., die in oorkonden van de keizers Frederik I en Hendrik VI (2de helft 12de eeuw) herhaaldelijk genoemd wordt. Door zijn vrouw, Sophie (erfdochter van Koenraad, laatsten burggraaf van Neurenberg uit de oostenrijksche familie van Ragze of Rätz), kwam zijn geslacht ook in het bezit van de fränkische en oostenrijksche allodiaalgoederen dezer familie. Zijn twee zoons, Koenraad (overl. 1261) en Frederik (overl. omstreeks 1251), worden beide zoowel als graven van H. (Zolre) en als burggraven van Neurenberg vermeld; waarschijnlijk leefden zij in gemeenschap van goederen en had in 1227 een deeling plaats waarbij Koenraad het burggraafschap en Frederik de familiegoederen in Zwaben verkreeg.

Zoo ontstonden de nog thans voortlevende fränkische en zwabische linie. De fränkische linie breidde in den loop der eeuwen haar gebied en haar aanzien gedurig uit, verkreeg in 1415 van keizer Sigismund de heerschappij over het keurvorstendom Brandenburg (zie ald.), in 1701 de pruisische koningskroon (zie Frederik I) en in 1871 de duitsche keizerskroon.

< >