1) Romeinsch stadhouder van Bithynië, later van Alexandrië, op het eind der 3de en in het begin der 4de eeuw na Chr., zette keizer Diocletianus aan tot de Christenvervolging, welke in 302 plaats vond, en stelde ter verdediging van dezen maatregel een afzonderlijk geschrift samen, dat nog slechts uit een verweerschrift van Eusebius bekend is. 2) Neo-platonicus, leerling van Plu- tarchus van Athene, leefde omstreeks 450 te Alexandria, onderscheidde zich onder de neo- platonici door een verstandige opvatting der platonische leer en had op godsdienstig en ethisch gebied betrekkelijk zuivere inzichten. Van zijn werken bestaan slechts fragmenten; een onder zijn naam bewaard gebleven verzameling van snakerijen (Asteia) is uit lateren tijd. 3) Grieksch grammaticus, omstreeks 530 na Chr., vervaardiger van een, Sunekdemos getiteld, niet onbelangrijk overzicht van het byzantijnsche rijk, waarin 64 provinciën en 912 steden worden opgesomd.
Hiërocratie
priesterheerschappij.