Gepubliceerd op 14-03-2021

Herman venema

betekenis & definitie

nederl. godgeleerde, in 1697 te Wildervank geb., studeerde te Groningen en Franeker, werd in 1719 predikant te Dronrijp, in 1723 hoogl. in de godgeleerdheid en in 1729 tevens academieprediker te Franeker, alwaar hij overl. in 1787. Hij was een zelfstandig en voor zijn tijd vrijzinnig godgeleerde, die meermalen van onrechtzinnigheid beschuldigd werd; vooral als schriftuitlegger heeft hij groote verdiensten.

Hij gaf van verscheidene boeken des 0. T. verklaringen uit. Zijn hoofdwerken zijn: Commentarius ad Psalmos (7 dln., 1762—67) en Institutiones historiae ecclesiasticae V. et N. T. (7 dln., 1788). Vergel. Verschuer, Elogium Venemae (1788) en Glasius, Godg. Nederland, dl. 3, blz. 489—496.

< >