letterkundige, redacteur van „Elsevier’s Geïllustr. Maandschrift”, geb. te Rotterdam in 1868, was van 1886 tot 1904 werkzaam in den boekhandel van zijn vader Jas.
G. Robbers, verliet 1 Jan. 1906 de zaken om zich den letteren te wijden, schreef: Een Kalverliefde door Phocius (1895), De Roman van Bernard Bandt (1897), De Bruidstijd van Annie de Boogh (1901), Van Stilte en Stemming (1905).