dichter, redenaar, staatsman, een der veelzijdigst ontwikkelde en meest populaire Nederlanders van de 2de helft der 19de eeuw, geb. te Tubbergen 2 Maart 1844, doctoreerde 1870 te Rome in de godgeleerdheid, werd benoemd tot hoogleeraar in de kerkelijke geschiedenis aan het R.-K. Priesterseminarie te Rijsenburg, en oefende sinds dien door zijn letterkundige, en van 1880 af in nog hoogere mate door zijn politieke werkzaamheid een buitengewonen invloed op zijn land uit.
Zijn voornaamste gedichten zijn: De Paus (1866), De Eeuw en haar Koning, Vondel, De Pers, S. Maria de Zondaresse van Egypte; na 1870 volgden Parijs en Napoleon en in 1894 de Aya Sofia, de rijkste en weelderigste vrucht zijner dichterlijke droomen. Van 1871 tot 1884 schreef hij in het maandschrift ,,De Wachter” (later herdoopt in „Onze Wachter”) een keur van artikelen over wijsgeerige, geschied- en letterkundige onderwerpen, waarvan later een bloemlezing in 4 dln. uitkwam onder den titel Menschen en Boeken. Voorts was hij geruimen tijd medewerker of lid der redactie van de dagbladen „De Tijd” en „Het Centrum” en de tijdschriften „Haagsche Stemmen”, „Dietsche Warande en Belfort” en „De Katholiek”. Zijn grootsten roem behaalde hij echter als redenaar. Als zoodanig staat hij onovertroffen en werd hij de populairste man van zijn tijd. Sinds 1880 afgevaardigde ter Tweede Kamer (achtereenvolgens voor Breda, Wijk-bij-Duurstede en Almelo), nam hij terstond door zijn veelzijdige kennis en welsprekendheid een eerste plaats in en oefende, ook door zijn eerlijk en loyaal karakter, op alle partijen grooten invloed uit. Overtuigd voorstander van de vooruitstrevende democratische tijdstrooming, werkte hij ijverig mede aan de Grondwetsherziening van 1887 en gaf hij, in afwijking van bijna al zijne geloofsgenooten, zijn stem aan de wet op den persoonl. dienstplicht (1891 en ’98), de kieswet-Tak (1894) en de leerplichtwet (1900). Saam met dr. A. Kuyper bracht hij het z.g. „monsterverbond” of de politieke samenwerking tusschen „Rome en Dordt” bij de stembus en in de Kamer tot stand. De vrucht daarvan was in 1889 het „Christelijk” ministerie-Mackay, dat de schoolwet herzag en subsidieering van het bijzonder lager onderwijs van rijkswege doorvoerde, en in 1901 het ministerie-Kuyper. Paus Leo XIII verhief hem tot huisprelaat en in 1902 tot protonotarius apostolicus. Einde 1902 naar Rome vertrokken tot herstel zijner geknakte gezondheid, overleed hij daar op 21 Jan. 1908 en werd er, volgens zijn laatsten wensch, op het Duitsche kerkhof Campo Santo de’ Tëdeschi begraven.