Gepubliceerd op 23-02-2021

Herman jacob kist

betekenis & definitie

geb. 1836 te Leiden, promoveerde in 1861 aan de universiteit aldaar tot doctor in de beide rechten, op proefschrift: Over de verbintenissen, die uit onregtmatige daad ontslaan, volgens art. 1401 en 1402 È. W.; sedert 1877 advokaat-generaal bij het gerechtshof te Amsterdam; van 1881—87 lid der Tweede kamer, sinds 1891 lid der Eerste kamer voor N.-Holland.

< >