departement van Zuid-Frankrijk, omgeven door de departementen Aveyron, Gard, Aude, Tarn en in het z.o. bespoeld door de Middellandsche zee; het beslaat een oppervlakte van 6198 km.2, had in 1901 een bevolking van 488.285 zielen (d. i. 79 per km.2), en is verdeeld in de arrondissementen Béziers, Lodève, Montpellier en Saint-Pons, tezamen met 36 kantons, die 338 gemeenten omvatten; hoofdplaats is Montpellier. H. bestaat ongeveer voor 1/3 uit hoogland, gevormd door de z.w. verlengselen van de Cevennen en de uitloopers daarvan; de hoogste bodemverheffingen bevinden zich in de berggroep de 1’Espinouse.
In het z.o. strekken zich ruime vlakten uit, hier en daar afgewisseld door moerassen. H. heeft slechts onbeduidende rivieren. De kust is bezet met lagunen, étangs of strandmeren, die door middel van passages, graus geheeten, met de zee in verbinding staan en veel zout opleveren. In de nabijheid van Capestang verheft zich de Malpas met een tunnel waar het Canal du Midi doorheen loopt. De overige kanalen en vaarten die de étangs en de steden onderling verbinden hebben tezamen een lengte van 120 km. In de dalen en aan den voet der bergen veroorlooft het zachte klimaat den aanbouw van amandel- en olijfboomen, en vijgen, moerbeziën en andere ooftsoorten gedijen bijna averal.
De wijnbergen van H. leverden in 1897: 10.097.796, in 1898 : 6.745.000 h.1. wijn op, meer dan eenig ander departement; de beste soorten zijn Lunel en Frontignan. De graanproductie is gering; belangrijker zijn de oliekultuur, de schapenfokkerij en de zijdeteelt (1897: 173.306 k.g. zijde). In 1897 werden geoogst 4306 k.g. olijven en de bijenteelt leverde ruim 35.000 k.g. honig op. De bodem bevat ijzer, steenkool (productie in 1897: 203.730 ton), marmer en ligniet, welke laatste delfstof onder den naam van versteende asch (cendres fossiles) gebruikt wordt om den grond te verbeteren. Andere belangrijke middelen van bestaan zijn oestervisscherij, zeezoutbereiding, fabrikage van spiritualiën, zeep, laken, leer enz. H. had in 1899: 358 Ion. rijksstraatwegen en in 1897: 586 km. spoorwegen.