Gepubliceerd op 23-02-2021

Heraclitus

betekenis & definitie

grieksch wijsgeer uit Ephese, om de duisterheid zijner leer Skoteinos (grieksch, de duistere) genoemd, een pessimist, later als de schreiende philosoof tegenover den lachenden Democritus gesteld; zijn bloeitijd valt omstreeks 500 v. Chr. en hij is de meest beteekenende der ionische natuurphilosofen.

Van zijn leven is weinig bekend; volgens zijn eigen opgave was hij autodidact. Zijn in proza geschreven werk, dat getiteld was: „Over de natuur”, en vol van diepe gedachten in beeldrijke taal gesteld en lastig te verstaan, werd in de oudheid zeer hoog geschat. De fragmenten daarvan zijn door Schleiermacher en later nog door Bernays verzameld; het laatst zijn ze uitgegeven door Schuster in dl. 3 van Ritschl’s Acta societatis philologicae Lipsiensis (Leipz. 1873), beter door Bywater (Oxford 1877), die 138 fragmenten geeft. H. neemt het vuur als oorsprong van al het bestaande aan: alle dingen zijn uit vuur ontstaan, maar lossen zich ook weder in vuur op. De wereld is niet door een van de góden of van de menschen gemaakt, maar zij was en zal zijn een eeuwig vuur, dat in voortdurende regelmaat ontbrandt en uitdooft. De veranderingen gaan immer voort, waarom alles in een toestand van wording is, „alles vloeit” (waarom zijn aanhangers spottenderwijze de „vlietenden” genoemd werden); men kan daarom niet tweemaal in dezelfde rivier afdalen.

De dubbele richting van het worden (ontstaan) noemt H. den weg naar boven en den weg naar beneden; het ontstaan van alle veranderingen berust op tegenstelling, zoodat door hem de strijd de vader van alle dingen genoemd wordt. Maar over alles heerscht de wet der noodzakelijkheid (het noodlot), die tevens de rede (Logos) is, volgens welke de beweging in de wereld geheel en al geregeld wordt, zoodat het wordingsproces een logisch is en er in het geheel harmonie heerscht. Ieder eenling moet in zijn denken en doen de algemeene rede of de natuurwet volgen, maar vrijwel de meesten hebben zich van haar afgekeerd en volgen hun eigen zin. De zielen ontstaan op den weg naar boven, d. w. z. op het proces van verandering uit aarde en water in vuur, hoe meer verwijderd van het natte, zoo droger en vuriger en des te reiner en wijzer ze zijn; daarentegen beteekent water den dood voor de zielen. Bij den dood vereenigen zich de afscheidende zielen weder met de ziel van het al, d. w. z. met het algemeene (centrale) vuur. Op de heraclitische physica steunde in hoofdzaak de stoïsche.

Christelijke kerkvaders hielden veel van H.; ook in den nieuweren tijd is nog door Hegel verklaard, dat hij alle stellingen van H. in zijn logica heeft opgenomen. Vergel. Lassalle, Die Philosophie Herakleitos’ des Dunkeln (2 dln., Berlijn 1858), Teidhlmüller, Neue Studiën zur Geschichte der Begriffe, le afl. (Gotha 1876), Mohr, Ueber die historische Stellung HeraMits von Ephesus (Würzburg 1876), Pfleiderer, Die Philosophie des Heraklit von Ephesus im Lichte der Mysterienidee (Berlijn 1886), Patin, Heraklits Einheitslehre (Munchen 1885), id„ Heraklitische Beispiele (2 dln., Neuburg a. D. 1892—93).

< >