belg. violist, 1820—1881, leerling van de Bériot, deed een kunstreis door Boheme, Duitschland en een deel van Rusland, waarop hij groot en bijval vond. In 1840 had hij ook te Parijs een schitterend succes.
Vervolgens maakte hij andermaal een kunstreis door Midden-Europa en van daar door Engeland en Amerika, overal gehuldigd en toegejuicht. In 1871 aanvaardde hij de benoeming van professor aan het conservatorium te Brussel, maar een verlamming verhinderde hem verder als violist op te treden. Hij vestigde zich in 1877 te Parijs, wijdde zich aan de compositie en overleed op een reis naar Algerië. V. schreef veel voor zijn instrument, o. a. Rêverie, en een paar concerter^ welke tot de geliefkoosde nummers der vioollitteratuur behooren.