(graaf) vendeesch generaal, geb. op het kasteel la Durbellière, bij Chatillon-sur-Sèvre 1772, gesneuveld te Nouaillé 1794, diende eerst als officier bij de ruiterij, daarna in 1791 in de constitutioneele garde van Lodewijk XVI. Na den lOden Augustus begaf hij zich tot zijn neef Lescure op het kasteel Clis'son.
Toen de boeren van den omtrek opstonden tegen het schrikbewind om de rechten des konings te verdedigen (1793), kozen zij „Monsieur Henri”, gelijk zij hem noemden, tot hun aanvoerder. Hij plaatste zich aan hun hoofd met de woorden: „Volgt mij zoo ik voorwaarts ga, doodt mij zoo ik wijk, wreekt mij zoo ik val”. Hij verdreef de „Blauwen” (republikeinen) uit verscheidene plaatsen, nam Thouars en trok zegepralend binnen Saumur (10 Juni). Den 4den Sept. versloeg hij Marceau bij Chantonnay, maar moest na den slag bij Chalet terugtrekken naar de Loire. Niettegenstaande zijn jeugd werd hij nu tot opperbevelhebber der Vendeeërs benoemd, daar d’Elbée zwaar en Bonchamp en Lesaire doodelijk gewond waren. Na den overtocht van de Loire gaf hij gehoor aan den raad om naar Granville te trekken, waar men meende de door Engeland beloofde ondersteuning te ! vinden; maar voor deze stad werd hij teruggeslagen, en zijn geheele leger uit elkaar gedreven bij Ancenis en Savenay (13—23 December). Nu voerde hij een guerilla-oorlog tegen de republikeinen, deed hun veel afbreuk, maar werd bij Nouaillé door een vijandelijk grenadier gedood.Zijn broeder Louis, geb. 1777 te Saint Aubin de Beaubigné, gesneuveld 1815, streed in het leger der prinsen en in de gelederen der Engelschen. In 1801 keerde hij naar Frankrijk terug, doch begon in 1812 ten bate der Bourbons te ijveren, verwekte gedurende de „honderd dagen” een opstand in de vendeesche moerasstreek, overwon de generaals Travot en Grosbon, maar werd geslagen door generaal Estève en viel door kogels getroffen.
Auguste, tweede broeder van Henri, geb. 1783, overl. 1868, volgde zijn broeder Louis in de vrijwillige ballingschap, diende na 1801 in het leger des keizers en werd bij de Moskowa gevangen genomen. In 1815 hielp hij zijn broeder bij de organisatie van den opstand tegen Napoleon, maar werd zwaar gewond in het gevecht waarbij zijn broeder viel. Onder de tweede Restauratie werd hij maréchal de camp (1818) en nam deel aan de expedities naar Spanje en Griekenland. In 1830 werd hij op non-activiteit gesteld, in 1833 wegens een poging tot het wekken van verzet in de Vendée tegen het Juligouvernement ter dood veroordeeld, doch twee jaar later vrijgesproken. Sedert dien trad hij uit het openbaar leven terug.