geb. 1857 te Haarlem, prom. in 1883 te Amsterdam tot doctor in de geneeskunde, op proefschrift: Over ischaemie van den hartmand; was 1882 —97 officier van gezondheid; is sedert 1897 hoogl. in de physiologie te Utrecht; verwierf in 1896 de Tilanus-medaille; deed verschillende wetenschappelijke ontdekkingen, als reflexen van liet hartoppervlak uitgaande; idiosynerasien voor carbol; parasitaire vorm van levercirrhose bij dieren; reukmeters (1888); compensatiewet bij gelijktijdig waarnemen van reukindrukken; splijting der ademvlakken rechts en links (1889); methode ter bepaling van den reactietijd van den reukzin; ruikveld; diffusiemechanisme bij het ruiken; odoriphoren; olfactiebegrip; presbyacusische wet, verlies van hooge tonen, reeds vroeg in het leven, toenemend met den ouderdom (1890); luisterveld (1896); cocaine-anosmie met voorafgaande hyperoismie; registratie-methoden voor de spraakbewegingen; refrac faire phase in den lidslagreflex en in den slikreflex; oorzaak van het normale oogknippen; intermitteerende reukprikkelis geven uniforme sensatie; luchtbrug; adeimsnelheid; scherpte van het toongehoor; geluidsdruk; spraakgeho or; slikademhaling; eenige energetische verhandelingen. Voorn, werk: Physiologie des Geruchs (Leipz. 1895), en te zamen met dr.
H. Burger: Leerboek der Oorheelkunde (Haarlem 1905).