Gepubliceerd op 17-02-2021

Helena (griekse mythologie)

betekenis & definitie

1) Dochter van Zeus en van Leda (zie ald.), de gemalin van Tyndareus van Sparta, volgens een andere sage van Nemesis, zuster der Dioseuren (Castor en Pollux), gemalin van Menelaus, de schoonste vrouw van haar tijd en de onvrijwillige oorzaak van den trojaanschen oorlog. Als tienjarig meisje was zij reeds door Theseus ontvoerd en naar Aphidnae gebracht, doch door de Dioseuren bevrijd.

De beroemste grieksche koningszonen dongen nu naar haar; zij koos Menelaus uit en bracht hem het koninkrijk Sparta als bruidschat mede. Zij schonk hem Hermione, liet zich later evenwel tijdens zijn afwezigheid door den trojaanschen prins Paris verleiden en met medeneming van een groot gedeelte der schatten van Menelaus naar Troje ontvoeren. Dit gaf, daar haar uitlevering geweigerd werd, de aanleiding tot den trojaanschen oorlog. Gedurende dien oorlog vertoefde zij te Troje als gemalin van Paris en door koning Priamus en de Trojanen, ondanks het zware leed dat zij over de stad gebracht had, om haar schoonheid bewonderd en bemind; zij zelve echter had berouw over haar lichtzinnigheid en verlangde naar haar vaderland en haar vroegeren gemaal. Na den dood van Paris, verkreeg diens broeder Deïphobus haar hand. Bij de inneming der stad was zij, volgens een latere sage, de Grieken behulpzaam en leverde Deïphobus in handen van Menelaus, die, door haar bevalligheid overwonnen, haar vergiffenis schonk.

Op den terugtocht naar Sparta laat Homerus haar door storm aan de phenicische kust schipbreuk lijden en eerst in het 8ste jaar het vaderland bereiken, waar zij nog langen tijd met Menelaus in vrede en eendracht leefde. Naar de rhodische sage werd zij na den dood van Menelaus door haar stiefzonen uit Sparta verdreven en begaf zij zich naar Rhodus tot haar vriendin Polyxo, door wie zij wegens het onheil, dat zij gesticht had, gedwongen werd zich te verhangen. Een andere sage laat haar na den dood met Achilles op het eiland Leuee huwen en door hem moeder worden van den gevleugelden Euphorion. In Lacedaemon werd haar een tempel gewijd en het feest der Helenia gevierd. Haar lotgevallen zijn het onderwerp eener tragedie van Euripides; haar ontvoering wordt behandeld in het kleine epos van Colluthus. De oude lyrische dichter Stesiehorus zou om een voor haar ongunstig gedicht door H. met blindheid geslagen zijn, totdat hij in een tweede gedicht (palinodia) het eerste herriep.

Ook vormen haar lotgevallen herhaaldelijk het onderwerp van voorstellingen in de kunst. Evenals haar broeders, de Dioseuren, gold ook zij (Helenavuur, Sint-Elmusvuur) als godin der zeevarenden. H. is volgens haar oorspronkelijke beteekenis een iichtgodin. Vergel. Lehrs, Helena in den Schriftwerke der Griechen (Leipz. 1875); Engelmann in Roscher’s Ausführliches Lexikon der griechischen und römischm Mythologie, dl. 1.2) De heilige H., volgens de legende uit Trier afkomstig, waarschijnlijk evenwel herbergierster in Britannië, werd eerst concubine en vervolgens gemalin van Constantius Chlorus en moeder van Constantijn den Grooten, deed op hoogen leeftijd een pelgrimstocht naar Palestina en bouwde de kerk op het Heilige graf te Jeruzalem. Volgens de overlevering vond zij het kruis van Christus (zie Kruisvinding). Zij is op 80-jarigen leeftijd gestorven; haar feestdag is 18 Augustus.

< >