Gepubliceerd op 17-02-2021

Heinsius

betekenis & definitie

(in vroegere geschriften ook Heynsius, eigenlijk Heins of Heyns) beroemde nederlandsche naam, waarvan de voornaamste dragers zijn:

1) Daniel H., philoloog en dichter, geb. 9 Juni 1580 te Gent, overl. 25 Febr. 1655 te Leiden, hield zich sedert 1595 te Franeker, vervolgens te Leiden bezig met rechtsgeleerde, vooral echter, onder invloed van Jos. Scaliger, met humanistische studiën, verkreeg in 1602 te Leiden verlof voorlezingen te houden over oude dichters en werd in 1605 aldaar professor in de grieksche taal en staatkundé, in 1607 custos der universiteitsbibliotheek, in 1613 ook professor in de geschiedenis. Als geleerde heeft hij zich blijvende verdiensten verworven ten opzichte van de grieksche schrijvers Theocritus, Hesiodus, Maximus Tyrius, Aristoteles, Theophrastus, Clemens van Alexandrië, het Nieuwe Testament (Exercitationum sacrarum lïbri XX, Leiden 1639) e. a.; minder beteekenen zijn uitgaven van tal van latijnsche schrijvers. Onder zijn gedichten munten vooral de latijnsche uit, de grieksche daarentegen missen eenige hoogere waarde; het volledigst zijn ze verzameld door zijn zoon Nicolaas in Poëmata auctiora (Leid. 1640). Zijn Nederduytsche poëmata zijn door Scriverius uitgegeven (Amst. 1616); ook zijn Orationes werden herhaaldelijk gedrukt.
2) Nicolaas H., philoloog en staatsman, zoon van den vorige, geb. 20 Juli 1620 te Leiden, overl. 7 Oct. 1681 in Den Haag, ontving zijn opvoeding te Leiden, doorzocht na korte reizen de bibliotheken van Parijs en Italië van 1645—48, trad in 1650 in dienst van koningin Christina van Zweden, bereisde in opdracht van haar opnieuw van 1651—53 Italië, werd in 1654 nederlandsch resident te Stockholm, in 1656 stadsschrijver te Amsterdam, in 1661 wederom gezant te Stockholm, ging in 1669 met een buitengewone zending naar Moskou en leefde sedert 1671 als privaat persoon in zijn vaderland, het laatst te Yianen. In het4 bezit van een materiaal aan handschriften zooals slechts weinigen, gesteund door veelomvattende wetenschap, rijke fantasie, gekuischten smaak, poëtisch talent, is hij niet zonder reden de Sospitator poetarum latinorum genoemd. Op zijn uitgaven van Claudianus (Leiden 1650), Ovidius (ald. 1652), Yergilius (Amst. 1664), Prudentius (ald. 1667), Yalerius Flaccus (ald. 1680) berust de vulgaatlezing dezer schrijvers. Menigvuldige bijdragen tot andere dichters en ook tot prozaschrijvers zijn hier en daar verstrooid; zeer vele bevinden zich in de Adversariorum libri IV (uitgegeven door den jongen Burman, Harlingen 1742, met levensbeschrijving). Zijn latijnsche gedichten verschenen verzameld te Amsterdam in 1666. Yergel. Brieven van D. Elsevier aan N. Heinsius (uitgeg. door Yeder, Amst. 1890).
3) Anthony H., staatsman, geb. 22 Nov. 1641 uit een oude patricische familie te Delft, overl. 1720, studeerde in de rechten te Leiden en werd in 1679 pensionaris zijner vaderstad. Aanvankelijk tot de partij der Staten behoorende, werd hij sedert 1682 een ijverig aanhanger en later vriend van prins Willem III. In 1687 ging hij als gezant naar Engeland en aanvaardde in 1688, na den dood van Caspar Fagel, het zware ambt van raadpensionaris van Holland. Hij leidde als zoodanig de republiek geheel naar den zin van prins Willem, wiens politieke plannen hij met alle kracht ondersteunde. Na diens dood in 1702 stond hij in het middenpunt der europeesche politiek en deed de massa der op hem rustende zaken af met stille, onvermoeide werkzaamheid, groote kennis van zaken en omzichtigheid, en met koele bescheidenheid. In den spaanschen Successie-oorlog speelde hij een der eerste rollen en vormde met prins Eugenius en Marlborough het z.g. driemanschap. Een gedeelte van zijn gewichtige politieke correspondentie is uitgegeven door H. J. van der Heim (Het archief van den raadpensionaris A. Heinsius, 3 dln., ’s Gravenh. 1887—80).
4) Nicolaas H., junior, schrijver, geb. 1656 uit een eerst later bekrachtigd huwelijk van H. 2) met de deensche Margareta Wullen, overl. na 1703, studeerde in de medicijnen en werd tot doctor bevorderd, doch moest wegens een in dronkenschap gepleegden moord het vaderland verlaten. Hij schreef een schelmenroman, Den vermakelijken avanturier (Amst. 1695, 8ste dr. 1756; ook in het fransch en italiaansch vertaald) en vertaalde Scarron’s Roman comique onder den titel: De kluchtige rornant of de edelmoedige comedianten (ald. 1678) en Du Verdier’s Le chevalier hipocondriaque onder den titel Don Clarazel de Gontarnos (ald. 1697, 2de dr. 1712). Vergel. Jan ten Brink, Dr, Nicolaas Heinsius' jr. (Rott. 1885).

< >