duitsch dichter, geb. te Frankfort a. Oder 1777, overl. bij Potsdam 1811, diende als officier in het pruisische leger tot 1799; toen begaf hij zich naar het buitenland, eerst naar Parijs, daarna naar Zwitserland en keerde in 1803 naar Duitschland terug, waar hij geplaatst werd bij de administratie der domeinen te Koningsberg en vervolgens, na in Frankrijk te hebben gevangen gezeten als verdacht van spionnage, te Dresden als schrijver in zijn onderhoud voorzag.
Doch dit gelukte hem niet, bovendien hadden allerlei eigenaardige wijsgeerige theorieën zijn brein bovenmate verhit; door zelfmoord maakte hij nu in gezelschap van Henriette Vogel, aan den oever van het Wannmeer bij Potsdam, een einde aan zijn leven. K. schreef voornamelijk voor het tooneel, als: Die Familie Schraffenstein, Amphytrion (naar Molière en Plautus), Penthesilea, Hermannschlacht, Der Prinz von Homburg en Die zerbrochene Krug, dat voor zijn meesterstuk wordt gehouden. Maar ook schreef hij novellen en romans, o. a.: Michel Kohlhaas, Das Duel, Die Bettlerin von Locarno, Sancta Caecilia.