dichter, 1803—49, werd in 1828 custos der bibliotheek te Berlijn en later leeraar aan het gymnasium aldaar, doch legde beide betrekkingen wegens een gemoedsziekte spoedig neder. In de veronderstelling, dat alleen een diepe smart hem genezing zou kunnen aanbrengen, doodde zijn echtgenoote, Charlotte Sophie Willhöft, zich zelve; zijn lijden nam echter nog meer toe.
Zijn dichterl. geest spreekt zich het krachtigst uit in Bilder des Orients (4 dln., Leipz. 1831— 33) en in Stimmen der Zeit in Liedern (2de uitg., Leipz. 1834).