1) Ambt van den württembergschen Neckarkreits, in 1900: 65.595 inw., in 1 stad en 16 landgemeenten.
2) Hoofdplaats van het ambt H., in een vruchtbaar dal, aan de hier bevaarbare en door meerdere bruggen overspannen Neckar, en aan de spoorlijnen Bietigheim-H. (29 km.), Jagstfeld—H. (11 km.), H.—Crailsheim (88 km.) en H.—Eppingen (24 km.); zij telde in 1900: 37.891 inw. Geschiedkundig museum, gymnasium, muziekschool, landbouwwinterschool, meteorologisch station, havens voor schepen en vlothout, groot-industrie, handel. Van de vroegere vestingwerken bestaat o. m. nog de vierhoekige Götzentoren, gebouwd van de steenen van een in 1361 verwoesten roofridderburcht; de toren draagt zijn naam naar Götz von Berlichingen, die daarin gevangen zat. Reeds in de eerste helft der 8ste eeuw wordt van H. gewag gemaakt (schenking van de Michaelkerk te Heiligbronn aan het bisdom Würzburg) en in 1225 werd het tot stad verheven; in de middeleeuwen werd het herhaaldelijk belegerd, echter niet veroverd; in den boerenkrijg, den Schmalkaldischen en dertigjarigen oorlog en in de oorlogen met Frankrijk had het herhaaldelijk waar te lijden. In 1802 kwam H. aan Württemberg.