(Ethnici, Pagani; het woord is een afleiding van heide; oud-saksisch hedhin, oudhoogd. heidan, angelsaks. hsedhen, oudnoorsch heithinn, nieuwhoogd. heide, eng. heathen), beteekent eigenlijk: van de heide, op de heide wonenden; oorspronkelijk zooveel als landbewoners in tegenstelling met stedelingen, vervolgens algemeene naam voor de belijders van andere vormen van godsdienst dan de monotheïstische. Toen n.l. keizer Constantijn de Groote en zijn opvolgers den ouden afgodendienst uit de steden verdrongen hadden, leidde deze op het platteland nog een jammerlijk bestaan, waarom de aanhangers daarvan door de Christenen pagani (van pagus, dorp) genoemd werden.
De tot het Christendom bekeerde Duitschers brachten die uitdrukking in hun taal over en noemden daarnaar de afgoden dienende niet-christenen Heidenen, bewoners der heide, bij wie ook de oud-germaansche eeredienst het langst bleef bestaan. Tot aan de tijden der kruistochten rekende men ook de Mohammedanen onder de heidenen, terwijl tegenwoordig de tegenstelling tusschen heidenen en niet-heidenen zoo goed als dezelfde is als tusschen polytheïsme en monotheïsme. De Joden noemden alle andere volken eenvoudig H. Thans nog zijn er, niettegenstaande het werk der zendelingen, meer dan 800 millioen H.