de grootste reehter-zijrivier van de Elbe, neemt haar oorsprong uit een klein, 13 km. n.w. 'van Neustrelitz gelegen meer, loopt door gedeelten van Mecklenburg-Schwerin, Mecklenburg-Strelitz en Pruisen; zij verandert bij Spandau haar zuidelijke richting in een zuidwestelijke, bereikt in het Schwielowmeer beneden Potsdam haar zuidelijkst punt, en stroomt van hier af over Brandenburg en Rathenow in n.w. richting naar de Elbe, die zij tegenover de stad Werben, 14 km. van Havelberg en slechts 90 km. van haar oorsprong, bereikt. De 186 km. lange, tot Spandau reikende Boven-Havel heeft 32, de 185 km. lange Beneden-Havel slechts 10 meter .verval; haar stroomgebied bedraagt 24.351 km.2.
Geheel een laaglandrivier, vormt de H. talrijke meren (Boven-Havel: Useriner-, Woblitz- en Tegelermeer; Beneden-Havel: Jungfern-^ Göttin- en Plauer-meer). De voornaamste eilanden in de H. zijn: het Plauen-eiland boven, en het eiland dat de stad Werder draagt, beneden Potsdam. Haar grootste breedte bedraagt (boven Brandenburg) 215 tot 315 M. Bevaarbaar wordt de H. reeds op 24 km. beneden haar oorsprong; verder, stroomafwaarts is de eigenlijke H. echter weer niet bevaarbaar en heeft men evenwijdig met haar het 1472 km. lange Vosskanaal en het 10 km. lange Mulzerkanaal gegraven. Ter vermijding van krommingen en ondiepten is beneden Oranienburg het 11 km. lange Oranienburger kanaal en verder het 16 .km. lange Sacrow-Paretzer kanaal. De voornaamste kanalen die de H. met andere rivieren of wateren verbinden, zijn: linkeroever: Templiner-kanaal (23 km.), Finow-kanaal (5372 km.), Teltow-kanaal (37 km.), Plauer-nanaal (341/2 km.), Ihle-kanaal (30 km.), Strasener en Bolter-kanaal (381/2 k;m.); rechteroever: Havellandsche hoofdkanaal (7672 km.).
De zijrivieren die de H. opneemt zijn: de Spree, de Ruthe en de Plaue, rechts de Rhin en de Dosse. De H. is als tusschenlid der waterwegen van Silezië, Posen, Pommeren en Mecklenburg, dwars door Brandenburg heen naar ’t gebied van Maagdenburg en Hamburg, voor de scheepvaart van groot belang. In den tijd der Wenden woonden in het boven- en middengebied van de H. de Hevellers (zie ald.). Thans verstaat men onder Havelland het land, dat begrensd wordt door de H. en door de bodemdepressie, welke doorsneden wordt door den benedenloop van de Rhin en van de Dosse; zie Oost-Havelland en West-Havelland.