aambeien, ziektetoestand waarbij de bloedvaten van den endeldarm (haemorrhoidaalvaten, venae haemorrhoidales) zich sterk uitzetten en lichtelijk bloed laten uitvloeien. Op het slijmvlies van den endeldarm verschijnen blauwe, aanvankelijk dunwandige, knobbeltjes met breed grondvlak; deze knobbeltjes zijn gedeelten der zich uitzettende aderen en kunnen aangroeien tot de grootte eener kers; zij verliezen na eenigen tijd hun blauwe kleur.
Deze haemorrhoidaalknobbels klimmen tot ver in den darm op. Die welke aan den rand der aarsopening gezeten zijn worden uitwendige geheeten, die welke zich voorbij de sluitspier der aars bevinden noemt men inwendige aambeien. Deze sterke uitzetting der aderen kan aangeboren zijn (vandaar de erfelijkheid der ïï.), doch ook door allerlei oorzaken ontstaan, inzonderheid door prikkelende voeding, zittende en vooral weelderige levenswijze, gebruik van drastische afvoermiddelen, overmatig genot van geestrijke dranken, veelvuldige en ruwe aanwending van klisteeren, chronische stoelverstopping, gezwellen in het bekken, zwangerschap; verder door veranderingen en aandoeningen van aan gene zijde van de lever gelegen organen (longen, hart), verstoppingen in de poortaderstreek enz. Men spreekt van vloeiende aambeien wanneer er tengevolge van verscheuring der vaten bloed uitvloeit, van blinde wanneer er slechts knobbelige aanzwellingen aanwezig zijn, en van slijmaambeien indien er, tengevolge eener gelijktijdige catarrh, een slijmerig-etterige afscheiding plaats heeft.De H. veroorzaken allerlei plaatselijke en algemeene ongemakken. De lijders hebben een gevoel alsof zich in de aars een vreemd lichaam bevindt, en klagen over een gevoel van branden en spannen in den endeldarm, waarbij nog hevige pijn in het kruis en in de lenden komt. Zijn de knobbels nog klein, dan veroorzaakt slechts moeilijke stoelgang pijn; hebben zij daarentegen een aanzienlijke grootte bereikt, dan klagen de zieken aanhoudend over pijn (haemorrhoïdaalkoliek), die bij den stoelgang soms ondragelijk wordt en het zitten tot een onuitstaanbare kwelling maakt. Er bestaat aanhoudend aandrang tot stoelgang, die evenwel telkens uiterst gering is; dikwijls wordt slechts een weinig slijm ontlast. Tengevolge van de inspanning bij de ontlasting wordt dikwijls het endeldarmslijmvlies met de knobbels uit de aars geperst, waardoor de aarsopening geheel verstopt raakt; dit vooral is uiterst pijnlijk, inzonderheid het kunstmatig naar binnen schuiven van het uitgedreven slijmvlies, hetgeen evenwel volstrekt noodzakelijk is. Achter de sluitspier gezeten 236 aambeien geraken op deze wijze lichtelijk beklemd, ontsteken dan niet zelden, en kunnen dan ook de omgeving aandoen.
Dikwijls worden de lijders door de aanhoudende pijn en ongemakken lusteloos en ongeschikt voor eenigeriei lichamelijken of geestelijken arbeid; zij verliezen alle belangstelling voor hun omgeving en kwellen zich met hypochondrische mijmeringen. Met zelden bersten de haemorrhoïdaalknobbeis, m. a. w. de bloedvaten worden door de sterke drukking bij den stoelgang als anderszins verscheurd, zoodat er bloed begint te vloeien; is het verscheurde vat groot, dan kan de bloeding zeer aanzienlijk zijn; in den regel gevoelen de lijders na een dergelijke bloeding een weldadige verlichting, zoodat zij niet zelden moeite doen deze opzettelijk te voorschijn te roepen. In andere gevallen beginnen de haemorrhoïdaalknobbels aan hun wortel te zweren, waarop de ongemakken nog toenemen; de gezwellen bloeden dan dikwijls, Waarbij soms haarvaten, soms zelfs kleine slagaderen betrokken zijn; dit kan uitputtend bloedverlies en chronische bloedarmoede na zich slepen; soms dringen de gezwellen door tot in de dieper gelegen weefsels, doorbreken dan veelal de huid in de omgeving van de aars, en doen zoo een endeldarmfistel ontstaan. De H. komen en verdwijnen dikwijls periodiek, ook zonder plaats gehad hebbende bloeding, en met hen komen en gaan de ongemakken. Afgezien van de gevallen, waarin de H. door ziektetoestanden der organen zijn veroorzaakt, zijn zij niet, gelijk men vroeger geloofde, een constitutieziekte, maar veeleer een zuiver plaatselijk lijden, waarin slechts zelden het geheele lichaam deelt en die geenerlei belemmering veroorzaakt in de levensverrichtingen, die niet onmiddellijk daarbij betrokken zijn. Niettemin komt het voor, dat de uitzetting der bloedvaten zich in aansluiting aan de aambeien van den endeldarm of ook zonder dat deze optreden, tot naburige organen uitstrekt, b.v. tot de pisblaas (blaas-H.), en in dit geval moeilijke urineloozing, pijn in de blaas en allerlei andere ongemakken veroorzaken. Soms ontstaat gelijktijdig met de H. een endeldarmcatarrh; alsdan heeft bij of na den stoelgang of ook wel op andere tijden afscheiding van slijm plaats (slijmaambeien).
Bij de behandeling der H. moet in de allereerste plaats alle overdaad in spijs en drank vermeden worden; de zieke neme slechts lichtverteerbare, liefst overwegend plantaardige spijzen en in matige hoeveelheid, tot zich; onthouding van sterke koffie, thee, spirituosen, scherpe specerijen is zeer aan te bevelen; in den regel schrijven de geneeskundigen overvloedig water drinken en veel beweging in de open lucht voor. Stoelverstoppingen moeten zooveel doenlijk worden voorkomen, evenwel mogen alleen lauwwarme of koude klisteeren of, wanneer deze niet helpen, zachte afvoermiddelen (wijnsteen, rhabarber, bitterwater of een andere salinische lax^tas) worden aangewend. Bij bloedrijke individuen is vele malen gebruik van Kissinger, Homburger en ander water, en van wijndruiven en plantensappen heilzaam gebleken. Tegen de plaatselijke pijnen en ongemakken zijn veelvuldige koude wasschingen en zitbaden, zachte zalven, uitspoelingen van den endeldarm met boorwater, enz. aan te bevelen; overigens wachte men zich de aambeiknobbels te beleedigen, wijl daardoor lichtelijk ontsteking der inwendige endeldarmaderen en van de poortader, veelal met gevaarlijke gevolgen, zelfs ettervergiftiging van het bloed, ontstaan kan. Vooral de bloedende aambeien vereischen een zorgvuldige plaatselijke behandeling en bij herhaaldelijke bloeding geneeskundig ingrijpen. Grootere uitwendige knobbels, vooral wanneer zij zeer pijnlijk zijn of hevig bloeden, moeten verwijderd of door inspuitingen met geconcentreerd carbolzuur met glycerine tot inkrimping en verschrompeling worden gebracht,