orde van planten van de groep der Dicotylen, afdeeling der Choripetalen, gekenmerkt door tweeslachtige en meest regelmatige, in den regel vijfdeelige bloemen, waarin gewoonlijk dubbel zooveel meeldraden als bloembladen voorhanden zijn; vijf daarvan zijn echter veelal steriel en tot staminodiën geworden. Het vruchtbeginsel is bovenstandig en bestaat uit vijf onderling vergroeide vruchtbladen.
In eenige familiën springt de vrucht bij rijpheid open. De orde der G. omvat de familiën der Geraniaceeën, Tropaeolaceeën, Oxalideeën, Linaceeën, Balsaminaceeën (zie deze onderwerpen). Hierbij de plaat: Gruïnalen; ter verklaring zie de artikelen Linum, Erodium, Oxalis, Impatiens.