vorst van Taurië (russisch knjas Tewritscheskij), russisch veldmaarschalk en de bekendste onder de gunstelingen van keizerin Catharina II, was een afstammeling van Peter Iwanowitsch P., den stadhouder van Borowsk, die in 1668 gezant van czaar Alexej Michaïlowitsch bij Karel II van Spanje en Lodewijk XIV was ën die het merkwaardige La Russie du 17e siècle dans ses rapports avec VEurope occidentale (Parijs 1855) schreef. P. werd geb. 27 Sept. 1739 in de nabijheid van Smolensk, kwam vroeg te Moskou en trad als vaandrig in dienst bij de garde-cavallerie, waar hij door de keizerin, wier opmerkzaamheid hij spoedig getrokken had, weldra tot overste bevorderd werd; in den oorlog met de Turken nam hij aan verschillende veldslagen deel en onderscheidde zich in het gevecht.
Als generaal teruggekeerd, werd hij door de keizerin tot graaf benoemd en 1776 tot haar adjudantgeneraal en verklaard gunsteling verheven. Weldra beheerschte hij' de zinnelijke vrouw geheel en al, zoodat hij de geheele macht in handen had en met de hoogste waardigheden bekleed werd. Keizer Jozef II van Oostenrijk verleende hem 1776 de waardigheid van rijksvorst. Het ontbrak P. niet aan staatsmanstalenten en kennis; zijn hebzucht bevredigde hij zoozeer, dat hij, ondanks zijn groote uitgaven, toch een kolossaal vermogen bijeenbracht. Toen in 1787 de tweede turksche oorlog uitbrak, aanvaardde P. het opperbevel over het russische leger en bestormde Otschakow. Hij overleed op weg van Jassy naar Nikolajew, 16 (5) Oct. 1791 en werd in Cherson begraven, welke stad in 1836 ter eere van haar stichter P. een standbeeld oprichtte.