The Grampians, algemeene naam van de bergketens en berggroepen van Schotland tusschen het Caledonisch kanaal en het dal van de Clyde, of tusschen de vallei van Glenmore en de depressie die de Noordzee (Firth van Forth) van de Iersche zee (Clyde boezem) scheidt. In het zuiden dalen zij als een steile muur af; zij vormen de waterscheiding tusschen Forth, Tay, South-Esk en de noordelijk stroomende Findhorn, Spey en Dee.
Het G. bevat de hoogste bergtoppen van Schotland (Ben-Nevis, 1343 m., Ben-Cruachan aan het Loch Awe, 1119 m., Ben-Lamond bij het Loch Lamond, 973 m., Ben-More, 1164 m., Ben-Lawers ten w. van het Loch Tay, 1214 m.). 'De bergen van Cairngorm, gelegen nabij de bronnen van de Dee, vormen het hoogste gedeelte. De geheele bergmassa is onvruchtbaar, wouden ontbreken, heiden, moerassen en meren zijn in ruime mate voorhanden. De sneeuwgrens wordt nagenoeg nergens bereikt; evenwel vertoonen de dalen sporen van voormalige gletschers. Onder de passen moeten vermeld: die van Killiecrankie, Glenshee, Aberfoyle, Lenny en Drumo(u)chter. De overheerschende gesteenten behooren tot de archeïsche en paleozoïsche (siluur, devon) periode; zijn tegenwoordige gedaante dankt het landschap bovenal aan de werkingen der denudatie. Tacitus gewaagt van een gevecht van Agricola tegen de Kelten in het binnenland van Caledonië, bij den berg Graupius, een niet nader te bepalen gebleken plaats; de foutieve lezing van den naam van dezen berg als Grampius gaf in 1527 den schotschen geleerde Hector Boece aanleiding het centrale Hoog-Schotland met den naam Grampian-Mountains te bestempelen.