Gepubliceerd op 17-02-2021

Girondijnen

betekenis & definitie

tijdens de Fransche revolutie partijnaam der gematigde republikeinen. Toen in 1791 de verkiezingen plaats hadden voor een wetgevend lichaam, koos het departement Gironde de advokaten Vergniaud, Guadet, Gensonné, Grangeneuve en den jongen koopman Ducos, die door hun redenaarstalenten en hun agitatorisch optreden ten gunste van den republikeinschen staatsvorm weldra grooten invloed kregen; de groep-Brissot en de aanhang van Roland sloten zich weldra bij hen aan, terwijl ook verscheidene van de leiders van het centrum, als Condorcet, Fauchet, Barbaroux e. a., zich aan hunne zijde schaarden.

De aldus tot stand gekomen machtige partij keerde zich allereerst tegen de royalistische politiek van het hof; zij deden den koning eenigen hunner, als Roland, Dumouriez en Clavière, tot minister benoemen (Maart 1792); daarop begonnen zij door een geheele reeks dekreten tegen den klerus, door het oprichten van een republikeinsch blad en door andere maatregelen de revolutionneering van het land voort te zetten. Op het gerucht van het oostenrijksche komplot, d. i. van de koningin met haar aanhang, verklaarden zij onmiddellijk het vaderland in gevaar; de priesters die weigerden onder eede den nieuwen toestand te erkennen, werden verbannen, en 200.000 kantonsafgevaardigden werden ter bescherming van de hoofdstad naar Parijs geroepen. Toen het hof van een tweespalt in het kabinet gebruik zocht te maken om de girondijnsche afgevaardigden uit de wetgevende vergadering te dringen, provoceerde de partij het oproer van 20 Juni, en de opstand van 10 Aug., die de G. in gemeenschap met de Jacobijnen hadden voorbereid, maakte aan het koningschap op gewelddadige wijze een einde. Hoewel nu de staatsmacht in naam in handen der G. was, begonnen de Jacobijnen, die op de anarchistische bevolking der hoofdstad steunden, meer en meer den toon aan te geven; de G. moesten, om de volksgunst en het vertrouwen niet te verliezen, zich in elk jacobijnsch avontuur laten meeslepen en feitelijk in plaats van hun eigen program dat der Jacobijnen ten uitvoer leggen; in naam regeeringspartij en het leidend element in den nieuwen staat, werden zij na den algeheelen val van het koningschap het instrument en de speelbal der ultra-revolutionnairen. Gedurende het rechtsgeding tegen den koning achtten zij het reeds niet meer raadzaam openlijk een poging te wagen om diens leven te redden; zij stemden dan ook voor het meerendeel vóór het doodvonnis; wel trachtten zij alsnog de voltrekking daarvan door een voorstel betreffende een beroep op het volk te voorkomen, doch dit voorstel werd verworpen en de G. hadden, door zich in verdenking van koningsgezindheid te brengen, hun positie opnieuw belangrijk verzwakt. Niettemin waagden zij het in Febr. 1793 Marat met een aanklacht wegens oproerstichting te bedreigen.

Deze verbond zich nu met de woedendste hoofden der Cordeliers en Jacobijnen, om zoodoende geheel Parijs tegen de G. in beweging te Ürengen. 8 April verscheen voor de eerste maal een deputatie der gemeente Parijs voor de conventie, zuivering van dit lichaam eischende; 22 met name genoemde leden, allen G., werden aangezocht onmiddellijk hun mandaat neer te leggen. De G. zetten echter de benoeming van een commissie van 12 leden door, die belast werd toezicht te houden op het drijven der hoofdstad. Deze commissie, waarin alleen G. werden benoemd, begon met Hébert te doen gevangen nemen, waarop Marat en Robespierre een algemeenen opstand der secties verwekten. Op 31 Mei verscheen op het oogenblik dat' het tumult in de conventie zijn toppunt bereikt had, een volkshoop voor de uitgangen van het zittingspaleis, eischende gevangenneming der G., terwijl Henriot, de aanvoerder van de sans-culotten, genoemd gebouw met zijn kanonnen bedreigde.2 Juni stelde Barère namens de commissie der G. zijn partijgenooten voor, hun mandaat vrijwillig neer te leggen en zoodoende mee te werken aan het herstel van rust en orde; hiertegen werd echter door Lanjuinais en Barbaroux heftig geprotesteerd. Couthon dreef nu een dekreet door, dat aan 30 G. en aan de ministers Clavière en Lebrun tot nadere beschikking huis-arrest oplegde, waartegen 73 leden der conventie protest aanteekenden. Het grootste gedeelte der G. maakte zich uit de voeten, anderen onderwierpen zich. De bevolking der departementen Eure, Calvados en van het vroegere Bretagne kwam nu in opstand; onder de leiding van den aan de kust van Cherbourg kommandeerenden generaal Wimpffen vormde zich een z.g. federalistische armee, die zich ten doel stelde de republiek uit de handen der parijsche anarchisten te redden. De beweging verliep echter en de Jacobijnen gingen voort een acte van beschuldiging tegen de G. in elkander te zetten.
3 Oct. bracht Amar, voorzitter v?tn een daartoe uit het comité van het algemeen welzijn benoemde commissie, rapport uit; de G. werden beschuldigd van samenzwering tegen de republiek met Lodewijk XVI, met de royalisten, met den hertog van Orléans, met Lafayette, met den engelschen minister Pitt enz.; Parijs vorderde onverwijlde inhechtenisneming der 73 die geprotesteerd hadden en der gevluchten; verder werd de zaak dergenen die zich reeds, in gevangenschap bevonden in handen gegeven van de revolutionnaire rechtbank. De conventie hechtte haar goedkeuring aan het rapport, en de jacht op de G. nam onmiddellijk een aanvang; 7 Oct. werd de te Parijs ontdekte afgevaardigde Gorsas terechtgesteld; 24 Oct. ving het proces tegen de G. aan; de woordvoerders van deze bepleitten op schitterende wijze hun onschuld aan het ten laste gelegde en de ongerijmdheid daarvan; bevreesd dat dit indruk zou kunnen maken dekreteerde de conventie 30 Oct. sluiting van het onderzoek. Nog voor het aanbreken van den volgenden dag werden Brissot, Vergniaud, Gensonné, Ducos, Fonfrède, Lacaze, Lafource, Valazé,, Sillery, Fauchet, Carra e. a. ter dood veroordeeld en, met uitzondering van Valazc,. die zich op het vernemen van zijn vonnis met een dolk doorstak, geguillotineerd. Later werden te Parijs nog Coustard, Manuel, Cussy,. Noel, Kersaint, Rabaut-Saint-Etienne, Bernard en Mazuyer terechtgesteld; Biroteau, Grangeneuve, Guadet, Salles, Barbaroux werden te Bordeaux ter dood gebracht, Liddon en Chambon te Périgueux, Dechézeau te Rochelle; Rebecqui maakte te Marseille door verdrinking zelf een eind aan zijn leven, Pétion en Buzot doorstaken zich, Condorcet vergiftigde zich;: ook Roland sloeg de hand aan zichzelven, nadat zijn vrouw door beulshanden was omgebracht. Zestien maanden later, na den val van het schrikbewind, kregen enkele der ontkomen G., als Lanjuinais, Defermont, Pontécoulant, Louvet, Isnard en Larivière, weer zitting in de conventie. Voornaamste literatuur: Granier de Cassagnac, LListoire des Girondins (Parijs 1860), Guadet, Les Girondins, leur vie privée, leur me publique, leur proscription et leur mort (2 dln. 1861), Alary,. Les Girondins par Guadet (Bordeaux 1863), Vatel, Charlotte de Corday et les Girondins (3 dln., Parijs 1872), dezelfde, Hechcrches historiques sur les Girondins (1873). Lamartine’s Histoire des Girondins (8 dln., Parijs 1847) is een politieke tendenzroman, minder een geschiedenis dan een dichtstuk.

< >