Gepubliceerd op 17-02-2021

Gérard van hasselt

betekenis & definitie

geb. te Arnhem, 27 Auig. 1751, zoon van den vorige, studeerde te Utrecht in de rechten, vestigde zich in zijn geboorteplaats als advokaat, werd in 1789 burgemeester van Arnhem, verloor bij de omwenteling van 1795 al zijn posten, was 1803—10 auditeur van Gelderland, en overl. 16 Dec. 1825 bij Velp. Hij is vooral bekend door zijn merkwaardige uitgave van Kiliaan’s Etymologicon Teutonicae Linguae (2 dln., Utr. 1777); hij gaf in het licht: Over de Jacoba’s kannetjes (Amst. 1780), Verhandeling over het huis van Maarten van Rossum te Arnhem (Arnhem 1780), Over de eerste vaderlandsche klugtspelen (Utr. 1780), Apologie van prins Willem I van 1580 met geschiedkundige aanteekeningen (Arnhem 1789), Kronyk van Arnhem (anoniem, Arnhem 1790), Stukken voor de vadert, historie (4 dln., ald. 1793), Oorsprong van het Hof van Gelderland (ald. 1793), Arnhemsche oudheden (4 dln., ald. 1803 —04), Twee schetsen van geldersche klaarbanken van H Hooge Gerigt van Veluwe en Veluwenzoom aan Engelanderholt (Arnhem 1805), Stof voor een geldersche historie der heidenen (ald. 1805), Geldersche oudheden (ald. 1806), Geldersche bijzonderheden (3 stukken, ald. 1808—09), Roosendaal als de prachtigste bezitting van de geldersche graven en hertogen en derzelver hofhouding aldaar met echte bewijzen bekend gemaakt (ald. 1808) enz.

< >