nederl. rechtsgeleerde, geb. te Nijmegen in 1647, overl. te Leiden in 1725, was prof. te Nijmegen, Franeker, Utrecht, en werd in 1686 n. Leiden beroepen.
N. beoefende niet alleen de positieve rechtswetenschap, maar ook het natuur- en staatsrecht, en schreef over het recht van den souverein (de iure summi imperii et lege regia) en over de afscheiding van kerk en staat (de religione ab imperio iure gentium libera), een geschrift, dat de werken van N. in 1737 op den Index deed brengen. Zijne werken zijn uitgegeven in 1713 en 1724 te Leiden, en in 1734 te Leiden door Barbeyrac, 2 dln. fol.