1) Landraadsambt van het vorstendom Heuss jongere linie, 284 □ km. groot, in 1900 99 6Ó4 inw.
2) Hoofd- en residentiestad van het vorstendom Heuss jongere linie, schilderachtig gelegen in het dal van de Witte Elster, aan de spoorlijnen G.—Gössnitz— Glauchau (51 km.), G.—Greiz—Weischlitz (62 km.), Leipzig—G. Probstzella (165 km.) en Weimar—G. (68 km.), zetel der regeering, is overigens geheel een nieuw-opgekomen fabrieksstad, in 1880 met 27118 en 1900 45 640 inw-, waaronder een duizendtal r.-kath. en 180 israëlieten. Onder de drie kerken is de St.-Trinitatiskirche, 1611 gebouwd, 1868 verbouwd, de oudste; onder de overige gebouwen zijn te noemen het vorstelijk kasteel, het raadhuis, 1573—76 gebouwd, na een grooten brand in 1780 vernieuwd, de schouwburg, het postkantoor (1891 geopend), de Gerasehe Bank en het gymnasium. Inrichtingen van onderwijs: een vorstelijk evangelisch-luthersch gymnasium, een stedelijk reaal-gymnasium, een private hoogere handelsschool en tal van vak- en ambachtsscholen Er zijn te G. ongeveer 200 fabrieken, waarvan de meeste sinds 1873 zijn ontstaan; de voornaamste tak van nijverheid is de in 1595 door een uitgeweken vlaming, Nikolaas de Smit, hier begonnen wolweverij (thans 65 fabrieken met 12000 weefgetouwen en een jaarlijkschen omzet van ongeveer 60 millioen mark); verder zijn er kamgarenspinnerijen, tapijtweverijen, ververijen, appretuur-inrichtingen, bleekerijen, ijzergieterijen, pekziederijen, bierbrouwerijen, fabrieken van machinerieën en van harmonicaaccordions, boekdrukkerijen. G. wordt in 1125 voor het eerst vermeld.