Gepubliceerd op 20-01-2021

George william frederick villiers clarendon

betekenis & definitie

(vierde graaf van) Engelsch diplomaat en staatsman, geb. te Londen 12 Jan. 1800, overl. 27 Juni 1870; hij was de oudste zoon van George Villiers, broeder van den derden graaf van Clarendon (sinds de hernieuwing van dezen titel in 1776), bij Theresa, eenige dochter van den eersten lord Boringdon en kleindochter van den eersten lord Grantham, genoot wegens de zeer beperkte middelen der ouders slechts een gebrekkige opvoeding, studeerde van af 29 Juni 1816 aan het St. John’s College der universiteit te Cambridge, en trad in 1820 in diplomatieken dienst, als attaché bij de britsche ambassade te Petersbui'g, keerde in 1823 naar Engeland terug, bekleedde een tiental jaren een administratieve betrekking, werd 16 Aug. 1833 gezant aan het spaansche hof benoemd, ondersteunde tijdens den burgerkrijg hier de hoofden der liberale partij, Oiozaga en Espartero, tegen de intriges van het fransche hof, en arbeidde rusteloos aan de engelsche politiek ten opzichte van Spanje: het bevestigen van den troon van Isabella op vrijzinnige grondslagen en het invoeren van den eonstitutioneelen regeeringsvorm; in 1838 erfde hij den titel Clarendon, en huwde het volgend jaar, na Madrid te hebben verlaten, met Katharine, dochter van James Walter, eersten graaf van Verulam; in Jan. 1840 werd hij Lord Privy Seal (geheimzegelbewaarder) in het ministerieMelbourne, en na den dood van lord Holland in het najaar van 1840 ook kanselier van het hertogdom Lancaster, tot de ontbinding van genoemd ministerie in 1841; in eerstgenoemde hoedanigheid verscheen hij voor de eerste maal in het parlement en betoonde zich reeds van den beginne een begaafd spreker, terwijl hij overigens bij de parlementaire debatten in het Hoogerhuis op de meeste punten met zijn medeleden van meening bleek te verschillen, vooral met lord Palmerston, tegen wien hij met klem de wenschelijkheid vaneen meer verzoenende politiek jegens Frankrijk verdedigde; na den val der whigs in 1841 voerde hij oppositie tegen Robert Peel, ondersteunde echter diens handelspolitiek, en werkte met ijver mede aan de verbreiding der toenmaals snel veldwinnende vrijhandelideeën en aan de intrekking der graanwetten; Russell bood hem bij de formatie van zijn eerste kabinet de portefeuille van handel aan, hij aanvaardde (1846), die en het volgend jaar met den post van lord-luitenant van Ierland verwisselde, met opdracht dit land geleidelijk van een lord-luitenantschap tot een staatssecretarisschap te hervormen; toen hij in Ierland aankwam wras dit ten prooi aan hongersnood en ellende van allerlei aard, hetgeen in 1848 tot een revolutie leidde, tijdens welke C. dictatorische macht kreeg; door energieke maatregelen van geweld, verbonden met pogingen om aan de grieven tegemoet te komen, hier honger stillende, daar het verzet verpletterend, slaagde hij er weldra in de rust voor het uitwendige te herstellen; overigens werd zijn bestuur gekenmerkt door streven naar verbeteringen in de wetgeving van dit arme land, terwijl hij een groote mate van verdraagzaamheid ten opzichte van rassen en religies aan den dag legde; bij het aan het roer komen van het torykabinet-Derby legde hij in Maart 1852 zijn ambt neder; bij de formatie van het coalitie-ministerie tusschen de whigs en de peelieten, onder lord Aberdeen, in 1853, bood de premier hem de portefeuille van buitenlaöd aan; de aarzelende houding van genoemd ministerie, en met name van lord Aberdeen, moedigde Rusland aan voort te gaan in zijn oorlogzuchtige politiek, tot ten slotte de Krimoorlog onvermijdelijk werd, waarvan lord Clarendon zelf spreekt als van een oorlog „which a more prompt defiance and an open alliance between the Western powers and the Porte might have arrested”; eenmaal echter aangevangen drong hij gedurig en met klem aan op energiek doorzetten, tevens er naar strevende de goede verstandhouding met den franschen bondgenoot, door czaar Nicolaas tot zijn schade te voorbarig onmogelijk geacht, te onderhouden en bovendien de diplomatieke onderhandelingen met Oostenrijk, Sardinië en Turkije leidende; in 1856 verscheen hij als britsch gevolmachtigde op het congres te Parijs dat tot taak had den vrede te herstellen; zijn eerste werk was toelating van Italië tot het congres te verkrijgen, en de hinderpalen uit den weg te ruimen die tot nog toe Pruisen hadden belet zijn politiek van onzijdigheid te laten varen;voorts wist hij bij de algemeene begeerte naar den vrede de hoofdaanleidig tot den oorlog op den voorgrond te houden en deze daardoor tenminste eenige vrucht te doen afwerpen; het was dan ook in hoofdzaak zijn optreden wat de mogendheden aan het beginsel van onzijdigverklaring aande Zwarte zee en van het staken van Rusland’s roofpolitiek jegens Turkije deed vasthouden; trots zijn groote werkzaamheid en ijveren voor de belangen van Engeland werd een beschuldiging van al te sterk uitkomende franschgezindheid tegen hem ingebracht, vooral door zijn goedkeuren van de declaratie der zeevarende mogendheden, waarbij het oorlogsrecht ter zee aanmerkelijk werd gewijzigd, zeer in het nadeel van mogendheden met een krachtige vloot; hij slaagde er echter in aan te toonen, dat hij geheel in den geest van het engelsche kabinet had gehandeld. Mede in den val van het kabinet-Palmerston (Febr. 1858) betrokken, werd hij op aandringen van Russell bij het herstel van genoemd kabinet in 1859 geheel van de regeering uitgesloten; eerst in Mei 1864 kreeg hij weer als kanselier van het hertogdom Lancaster een plaats in het ministerie, werd met een geheime zending naar Napoléon III belast, nam als britsch gevolmachtigde deel aan de conferentie van Londen (1865) ter behandeling van hetdeensche vraagstuk, kreeg in 1865 onder Russell weder de portefeuille van buitenl., trad in 1866 bij den val van het ministerie mede af, volbracht een geheime zending naar Turijn en Rome, en aanvaardde in Dec. 1868 in het kabinet Gladstone ten derden male het ambt van minister van buitenlandsche zaken, dat hij voorts tot zijn dood, 27 Juni 1870, bekleedde; Reeve meent, dat hij, indien de dood hem niet te vroeg had weggerukt, ongetwijfeld een weg zou hebben weten te vinden om den fransch-duitschen oorlog geheel te voorkomen of voor het minst te vertragen:

Hij werd in de grafelijke waardigheid .opgevolgd door zijn oudsten zoon, Edward Hyde Villiers graaf Clarendon, geb. 11 Febr. 1846; erfgenaam van den titel is thans (1901) lord Hyde, geb. 1877.

< >