in 1528 in Friesland geb., was raadsheer en requestmeester in den hoogen raad te Mechelen, in 1565 gezant aan het hof van Denemarken en sedert 1569 voorzitter in het hof te Utrecht. Hij vertaalde de werken van Hesiodus, treurspelen van Sophocles en Euripides in latijnsche verzen.
Zijn zoon Filips was griffier van het hof van Utrecht, en een doldriftig aanhanger van Leicester en der ultra-hervoirmden van dien tijd.