Gepubliceerd op 28-02-2021

Georg phillips

betekenis & definitie

duitsch rechtsgeleerde, geb. 6 Jan. 1804 te Koningsbergen, in 1833 gewoon hoogleeraar in de rechten te München, gaf met Görres „Histor.-polit. Blätter für das Kath.

Deutschland” uit, was vervolgens hoogleeraar te Innsbruck en te Weenen; hij overl. hier 6 Sept. 1872. Hoofdwerken: Kirchenrecht (7 dln., 1845—72), voortgezet door Bering, 1889 v.v.), Deutsche Iieiehs- u. Rechtsgeschichte (4de dr.‘, 1859), Lehrbuch des Kirchenrechts (3de dr., 1881).

< >