Gepubliceerd op 29-01-2021

Genéve

betekenis & definitie

1) In de historische rangorde het laatste, naar zijn oppervlakte het 21ste en naar zijn bevolking het 8ste kanton van Zwitserland, neemt de zuidwestspits daarvan in, strekt zich uit rondom het benedeneinde van het meer van Genève, tusschen het kanton Waadt en de fransche departementen Ain en Haute-Savoie, en beslaat een oppervlakte van 277 [U km. Het kanton is heuvelig; de met villa’s enz. bedekte Colognyketen, die nabij de stad G. begint, zet zich langs den oostoever van het meer tot voorbij Collonge voort, terwijl een andere heuvelreeks den rechter Rhóne-oever volgt. De hoofdrivier is de Rhöne, die bij de stad G. uit het meer van Genève treedt; links neemt zij binnen de grenzen van G. de Arve, rechts kleinere riviertjes op, terwijl de Versoix en eenige kleinere benoorden de stad in het meer vallen.

Het kanton telde in 1860 61 146; in 1860 82320, in 1880 101595, in 1900 133417 inw., waaronder in 1900 67 228 r.-kath., 62 541 protestanten, 1076 israëiieten en 2572 van geene of onbekende religie, en naar de moedertaal 110 058 Franschen, 13 766 Duitschers, 7300 Italianen en ruim 2500 andere. Het aantal geboorten bedroeg in 1899, met inbegrip van 124 doodgeboorten, 2773, het aantal huwelijksvoltrekkingen 1084, het aantal sterfgevallen 2261. Het kanton heeft 48 gemeenten en is verdeeld in 3 districten.

Van den grond zijn ruim 230 [] k.m. of 84 % productief land, 25 □ k.m. daarvan zijn met bosschen bedekt, 18½ □ k.m. zijn wijnbergen en 186 □ k.m. bouw-en grasland, tuinen enz.; de grond, niet bijzonder vruchtbaar, doch voortreffelijk bebouwd, levert graan, wijn (1899 : 94519 hectoliter), ooft en groenten. Het meer en de rivieren zijn zeer vischrijk Hier en daar bevat het kanton steenkool, alsook zandsteen en klei voor aardewerk De voornaamste tak van industrie is de uurwerkfabrikage, wier producten over de geheele wereld vermaard en verbreid | zijn. Deze industrie werd hier in 1587 door een franschman, Cusin, gevestigd; zij ontwikkelde zich snel en verbreidde zich over den I geheelen omtrek: reeds op het einde der 18de eeuw hield zij 4000 arbeiders bezig; later ging zij achteruit, om vervolgens weer op haar vroegere hoogte te komen; thans fabriceert G., behalve slag- en speeluurwerken en speeldoozen (de laatste in 1786 door een geneefsch burger, Antoine Favre, uitgevonden), voornamelijk onderdeden (spiralen, kasten, veeren, wijzers, sleutels enz.). Belangrijk is ook de ijzergieterij, evenals de fabrikage van goud- en zilverwerken, bijouterieën, machinerieën, gereedschappen en electrische apparaten, alsmede van wetenschappelijke instrumenten in het algemeen. In 1896 omvatten deze industrieën tezamen 249 fabrieken met 4661 mannelijke en 1246 vrouwelijke arbeiders; daarvan waren 1774 personen bij de uurwerkmakerij betrokken. De vroeger zoo beroemde zijde- en textiel-industrie is sinds het begin der 19de eeuw geheel verloopen. In 1900 bestonden te G. verder 6 bierbrouwerijen, die dat jaar 81 007 hectoliter bier, waarvan 11 608 hectol. voor export, produceerden. De handel is wegens de nabijheid der fransche grens zeer belangrijk, inzonderheid de transito-, expeditie- en commissiehandel. Het spoorwegnet van het kanton omvat ongeveer 126 k.m. lijn met inbegrip van de stoomtramlijnen.

De grondwet, in 1847 door het volk aangenomen, in 1873, 1874, 1880, 1892, 1894 en 1895 herzien, is representatief-demokratisch, en komt, sinds 1880 het facultatieve referendum voor gemeente en kanton ingevoerd is geworden, de zuivere demokratie zeer nabij. De Groote Raad, uit 100 leden bestaande, is de wetgevende, de Staatsraad (7 leden) uitvoerende macht. De leden van eerstgenoemde worden in drie kiesdistricten, welke met de in bovenstaande tabel aangegeven administratieve districten o vereenstemmen, die van het laatstgenoemd lichaam evenals de afgevaardigden voor den nationalen Raad, in het geheele kanton als een enkel kiesdistrict, door het volk gekozen, voor den tijd van drie jaren. In het kanton geldt het door latere aanvullingen en veranderingen gemodificeerde fransche recht. In kerkelijk opzicht staan de protestanten onder het eonsistorium van de Compagnie des pasteurs, onder oppertoezicht van den Staat; de r.-kath. behooren, wijl de staat G. zich van het bisdom Lausanne heeft losgemaakt, tot geen bepaald bisdommelijk verband; de oud-katholieken staan onder den zwitserschen nationaalbisschop. Het wapen van het kanton en der stad G. is een loodrecht gedeeld schild, rechts op een gouden veld en halven rijksadelaar, links op een rood veld een gouden sleutel.

Het onderwijs staat i/h kanton op een bevredigend peil; bij de rekruten-examens in 1900 was G. nummer 4 onder de 25 kantons. In 1899 bestonden 57 lagere scholen met 126 onderwijzers, 179 onderwijzeressen, 4805 jongens- en 4529 meisjes-leerlingen, verder 68 kleinkinderscholen met 4655 kinderen en 142 onderwijzeressen, 11 middelbare scholen mét 222 leerlingen; aan inrichtingen van hooger onderwijs heeft het kanton een universiteit, een gymnasium (collége), een industrie- en handelsschool, een hoogere school voor meisjes. Ook heeft G. vele privaat-instituten (pensions, kostscholen). In 1899 gaf het kanton 2 217 000 fr. voor onderwijs uit.

2) G. Rechterover (Rive droite), district of arrondissement van het kanton G., 9x/2 □ km., 13 gemeenten ; zie voorts boven, tabel.
3) G. Linkeroever (Rive gauche), district of arrondissement van het kanton G., 34 gemeenten, zie voorts boven, tabel.
4) Genève, duitsch Genf, ital. Ginevra, hoofdstad van het kanton en van de beide districten G., ligt 408 meter boven zeeniveau, a/d Rhône, ter plaatse waar deze’t meer van Genève weer verlaat, is met inbegrip harer voorsteden na Ziirieh en Bazel de volkrijkste stad v. Zwitserland, en draagt van alle zwitsersche steden ’t meest 'n grootsteedsch karakter. De stad telde in 1870: 50 043, in 1888 : 52 043 en met de voorsteden Eaux-Vives, Petit-Saconnex, Carouge en Plainpalais 82 486, in 1900: 59 790, met de administratief zelfstandige gemeenten vormende voorsteden 105 710 inw., waaronder in laatstgenoemd jaar 52 304 protestanten, 49 921 katholieken, 1043 israëlieten en 2442 van andere of geene religie.

De stad wordt door de Rhône in twee ongelijke helften gedeeld. Op den linkeroever ligt hoog boven de rivier de oude stad, een doolhof van nauwe straatjes en stegen met donkere, torenhooge huizen, waarnevens zich de kwartieren van den handel en het verkeer uitbreiden (Grand Quai du Lac, zich voortzettende als Quai des EauxVives met breede esplanade, verder rue du Rhône, de Corraterie, het elegante kwartier der financiers). Op den rechteroever ligt ten eerste de buurt Saint-Gervais, de hoofdze'tel der stedelijke nijverheid, verder de met paleisachtige hotels, enz. bezette Quais des Bergues en au Mont-Blanc, de Promenade des Pâquis, waar voornamelijk de vreemdelingen die jaarlijks in groote menigte naar G. stroomen, verblijf houden. Beide oevers zijn door negen bruggen met elkander verbonden, van welke de prachtige Pont du Mont-Blanc, 260 m. lang, 16 m. br., en de nieuwe Pont de la Coulouvrenière de voornaamste zijn; tusschen eerstgenoemde brug en den Pont des Bergues ligt het Rousseau-eiland, een klein met boomen beplant eiland met het bronzen standbeeld van Rousseau op een voetstuk van graniet. Voorbij de derde brug, • de Pont de la Machine, ligt een tweede eiland, met tal van schilderachtige huizen en den Tour de 1’Isle, overblijfsel van een bisschoppelijk kasteel. Rondom de stad strekken zich over de sinds 1851 gaandeweg geslechte vestingwerken mooie, nieuwaangelegde bouvelards uit (b. Helvétique, b. James Fazy, b. des Philosophes, b. de Plainpalais), die het eigenlijk G. met zijn voorsteden EauxVives (oostelijk) en Plainpalais (westelijk) verbinden. Onder de kerken is de romaansehe kathedraal Saint-Pierre, 12e en 13e en 18e eeuw omgebouwd, de voornaamste. Onder de wereldlijke bouwwerken moeten vermeld het stadhuis, in het centrum der oude stad, een groot gebouw in florentijnschen stijl uit de 16e eeuw, gelegen tegenover het tuighuis, waarin het historisch museum; het museum Fol, een geschenk van een ingezetene a/d stad, het universiteitsgebouw, 1867—71 gebouwd, uit twee door een glazen galerij verbonden gebouwen bestaande, het atheneum, in renaissancestijl, met bibliotheek en tentoonstellingszalen, meest gebruikt voor kunstproducten, het paleis van justitie, uit de 18de eeuw, de sterrenwacht, de nieuwe schouwburg aan de Place Neuve, tegenover het museum Kath, een aan de stad geschonken stichting v/tl russis. generaal Kath, die te G. geb. werd, eindelijk ’t aan hetz, plein gelegen conservatorium voor muziek (1858 geopend); o/d linkeroever : het nieuwe postkantoor (1892 voltooid), bet weeshuis en het museum de PAriana (door den geneefsehen schrijver Gustav Reviiliod gesticht en bij zijn dood, 1890, aan de stad vermaakt), een statig renaissancegebouw met belangwekkende verzamelingen.

De voornaamste inrichtingen van onderwijs zijn: de universiteit, het Collége de G., de industrieschool, de handelsschool en het conservatorium voor muziek. De republiek G. stichtte in 1559 een academie met vier faculteiten (philosophie, natuurwetenschappen, rechtsgeleerdheid, theologie), die tijdens de vervolgingen der Hugenoten in Frankrijk het middelpunt werd der fransch-protestantsche kuituur; in 1878 werd deze academie tot universiteit verheven, met vijf faculteiten en een afzonderlijke school voor scheikunde, alsmede een tandheelkundige school; het aantal der gennmatriculeerde studenten bedroeg in 1900 809, waaronder 211 vrouwelijke, dat der hoorders 127 (52 vrouwelijke); onder de eersten waren 517 (200 vrouwelijke) buitenlanders; op de theologische faculteit kwamen 44, op de rechtsgeleerde 149, op de medische 304, op de philosophische 812 studeerenden; de universiteit beschikt over een bibliotheek, mede in 1559 opgericht, thans met 120 000 boekdeelen, 1500 manuscripten en een uitgebreide verzameling historische portretten, verder over een sterrenwacht, een botanischen tuin, een archeologisch museum, een natuurhistorisch museum, een inuntenkabinet: ook bezit zij een verzameling van in G. gevonden romeinsche en middeleeuwsche inscripties. Het Collége de G. werd in 1559 door Calvijn gesticht en omvat een gymnasium, een lyceum en een reaalschool Verder zijn er tal van ambachtsscholen, waarvan de voornaamste reeds onder zijn genoemd, alsmede een doofstommen-instituut, talrijke privaat-instituten, kostscholen, enz. Het museum Rath bevat schilderijen van Thuiler, Humbert, George-Gulliard, Diday, Girardet, Dufaux en anderen, het museum de PAriana gobelins en verzamelingen chineescli en japansch porcelein, brons- en inlegwerk, fayencen, alsmede schilderwerken van Rafael, Credi, Van Dyck, enz.

G. is een belangrijke handels- en fabrieksstad, tevens een der voornaamste toeristenstations van Zwitserland en centrum van het sterke vreemdelingenverkeer aan het meer van Genève. G.’s uurwerk-industrie (zie boven) levert jaarlijks voor omstreeks 20 millioen francs uurwerken en onderdeelen daarvan; verder fabriceert de stad per jaar gemiddeld voor 12 -15 millioen francs bijouterieën; andere gewichtige takken van nijverheid zijn de emaillerie, de tabrikage van muziekinstrumenten, inzonderheid speeldoozen en orchestrions, de fabrikage van wetenschappelijke instrumenten, en de edelsteen-slijperij. Er is een staatsbureau tot onderzoek van chronometers (1899 onderzocht 638 stuks). G. is het middelpunt van het verkeer van Zwitserland met Zuid-Frankrijk en de westelijke Middelzeelanden. De eigen handel brengt hoofdzakelijk de producten der inheemsche industrie op de buitenlandsche markt. G. ligt aan de lijnen G.—Bern (159 km.) van den Jura-Simplonspoorweg, G. — Lyon—Marseille (471 km.), G.—Annemasse (66 km.) en is door lokaallijnen met Veyrier (5,5 km.), Ferney (6,5 km.), Yernier (5 km.), Lancy (3,5 km.), Saint-Julien (9,5 km.), Douvaine (18 km.), Jussy (11,5 km.), Chancy (17 km.) en het kerkhof Saint-Georges (3,2 km.) verbonden. Verder zijn ontwerpen gereed voor een directe lijn G.—Faucille— Parijs. De stad zelf heeft een goed ontwikkeld net van paarden- en electrisehe trams. De drukke haven wordt door twee dammen voor de gevaarlijke noordoost-stormen beschermd. De heerlijke ligging der stad aan het schilderachtige meer, in het gezicht van de Montblanc-groep met haar voorbergen (Mortt-Salève, 1379 meter, Les Voirons, 1480 m.) en van den Jura (Dole, 1678 m.), en het zachte klimaat van de omgeving (gemiddelde jaartemperatuur 9,5 0 C.) hebben G. tot een der voornaamste toeristenstations van Zwitserland gemaakt.

Geschiedenis (stad en kanton)

G. bestond reeds ten tijde van de oorlogen tusschen de Helvetiërs en de Romeinen, en behoorde toen tot het land der Allobrogen; Cesar maakte het tot zijn wapenplaats tegen de Helvetiërs. Later werd de plaats bij de romeinsche Provincia maxima Sequanorum gevoegd en reeds onder de bourgondische koningen in de 5de eeuw was G. 'n belangrijk centrum. Ha de ontbinding van het bourgondische rijk kwam G. eerst onder de heerschappij der Oostgothen en in 536 der Franken, einde 9de eeuw aan het nieuwe Bourgondische en hiermede in 1032 aan het Duitsche rijk. In de 5de eeuw was G. zetel van een bisdom geworden en in 1162 werden de bisschoppen door den keizer van het duitsche rijk tot vorsten van G. verheven. In de 13de eeuw begonnen de graven van Savoie tegen G. te intrigueeren en in de veeten tusschen deze graven en de bisschoppen van G. stelden de geneefsche burgers hun houding in den regel afhankelijk van de door de twistende partijen hen aangeboden voordeelen on privilegies, tot zij eindelijk een zuiver demokratisch-republikeinschen regeeringsvorm hadden verkregen; ten slotte echter den eindeloozen strijd moede, stelden zij zich in 1526 onder bescherming van het zwitsersche e dverbond. Bern begunstigde nu de invoering der reformatie in G., die in 1585 officieel werd erkend. In 1586 kwam Calvijn voor het eerst te G.; bij moest in 1538 de stad verlaten, werd echter in 1541 teruggeroepen en oefende nu als leeraar en prediker een diep-ingrijpenden invloed uit op het geestesleven van de geneefsche bevolking, die zich sinds kenmerkt door een met ’n hard pedantisme verbonden strengheid van zeden. Genoemde hervormer stichtte hier ook allerlei inrichtingen van hooger en bijzonder onderwijs en deed door zijn letterkundige werkzaamheid den zin voor wetenschap opleven. Zoo kreeg de voormalige handelsstad een belangrijken invloed op het religieuze leven van Europa en werd als het „protestantsche Rome" de hoofdzetel van het fransche protestantisme en de wieg van het kalvinisme (zie ald). In de 16—18e eeuw ontaardde de republikeinsche regeeringsvorm allengs in een oligarchische familieheerschappij. Aanvankelijk berustte de uitvoerende macht bij een college van vier syndics, dat aan het hoofd stond van den Kleinen Raad en hieruit gekozen moest worden; de wetgevende macht was in handen van den Raad der Zestien en den Raad der Tweehonderd, tezamen den Grooten Raad vormende; de gemeenschap der burgers was echter de eigenlijke souverein; iedere drager van een openbaar ambt werd gekozen. Later werd het kiesrecht meer en meer beperkt en eindelijk benoemden de Raden zelfs nieuwe modeleden, terwijl de burgervergadering (conseil général) en daarmede de volkssouvereiniteit geheel werd opgeheven. Bij deze rechtsongelijkheid ontstonden opder de bevolking groote standsverschillen. De citoyens, waartoe de nakomelingen van oude geneefsche geslachten behoorden en die het uitsluitend recht op openbare ambten hadden, vormden tegenover de gewone burgers (bourgeois), de vreemdelingen (habitants) en de onderdanen (sujets) weldra een bevoorrechte kaste. Dit, alles had groote ontevredenheid en meerdere opstanden tengevolge, die in 1782 tot een gewapende interventie van Bern, Sardinië en Frankrijk ten gunste der oligarchie leidde. De fransche omwenteling schudde evenwel den geest van verzet weer wakker en in Juli 1794 werd de regeering verjaagd en een nationale conventie ingesteld, die aanvankelijk het voorbeeld van het fransche schrikbewind schoen te zullen volgen, tot in 1790 een gematigder richting de overhand kreeg. In 1798 werd G. bij Frankrijk ingelijfd en tot hoofdstad van het departement du Léman gemaakt. De overwinningen der verbondenen hergaven ook G. zijn onafhankelijkheid en in 1815 trad het toe tot den Zwitserschen bond. De nieuwe constitutie gaf de wetgevende macht in handen van een Raad van afgevaardigden van 250 leden, gekozen volgens een zeer beperkt kiesstelsel; deze Raad benoemde den uit 4 syndics en 24 andere leden bestaanden executieven Staatsraad, de eigenlijke regeering van het kanton. Tegen deze grondwet ontstond weldra oppositie, die zich in 1841 organiseerde en onder leiding van Fazy reeds het volgend jaar een nieuw'e grondwet afdwong; deze voerde een Raad van afgevaardigden van 176 leden en een op 6 jaren gekozen Staatsraad van 13 leden inToen in 1846 bij de verdrijving der jezuïeten en de ontbinding van den Sonderbond de Staatsraad weigerde deze maatregelen binnen zijn gebied ten uitvoer te leggen, ontstond te G. een toestand van groote spanning on ten slotte word de Staatsraad gedwongen af te treden. 9 Oct. 1846 benoemde de bevolking een uit 9 leden bestaande voorloopige regeering met James Fazy aan het hoofd, en koos 25 Oct. een nieuwe Groote Raad van 90 leden; deze ontwierp een nieuwe, meer demokratische constitutie, die 27 Mei 1847 door het volk met groote meerderheid werd aangenomen en behoudens in 1873, 1880, 1892, 1896 aangebrachte wijzigingen in hoofdzaak nog heden van kracht is (zie boven).

< >