Gepubliceerd op 29-01-2021

Gedachtenlezen

betekenis & definitie

De vermeende kunst van door „psychische uitstraling” of „magnetisch rapport” anderer gedachten te lezen. Het G. werd reeds vóór vele eeuwen door de turksche derwisschen en de indische fakirs beoefend. Eerst sinds 1875 evenwel, toeninNewYork de amerikaan Brown in het openbaar als gedachtenlezer begon op te treden en iets later de engelschman Irving Bishop en de anti-spiritist Stuart Cumberland (eigenlijk Charles Garner geheeten) in bijna alle groote steden van het europeesche vasteland openbare voorstellingen in het G. begonnen te geven, werd de aandacht der physiologen en der pbilosophen bij deze schijnbaar zoo wondervolle kunst bepaald. De meest gewone vorm van G. bestaat hierin, dat in afwezigheid v/d gedachtenlezer een willekeurig voorwerp weggestopt of een zeker getal of iets dergelijks in gedachten genomen wordt, waarop de gedachtenlezer in het gezelschap terugkeert en zich eenigen uit het gezelschap, die bij het wegstoppen aanwezig waren, als „mediën” uitkiest; geblinddoekt het medium bij de hand vattende, beveelt hij het zijn gedachten op het te zoeken voorwerp te concentreeren, er een oogenblik sterk aan te denken, en brengt dit dan na langer of korter zoeken inderdaad te voorschijn; moeten er getallen of woorden geraden worden, zoo laat hij de hand van het medium herhaaldelijk over een blad of tafel, beschreven met de letters van het alphabet of de tien cijferteekens gaan, en wijst dan, eveneens geblinddoekt, het in gedachten genomen getal of woord aan. Geoefende gedachtenlezers vinden of raden de onderwerpelijke zaak vrij snel en zeker; echter komt het ook voor dat eerst een tweede of derde medium, dat zijn gedachten „beter weet te concentreeren” te hulp moet worden geroepen. Een eenigszins bevredigende verklaring v/h G. gaf het eerst de amerik. zenuwarts G. M. Beard, die in zijn verhandeling: Physiologie van het G. (1877) zocht aan te toonen en hierin ook vrijwel slaagde, dat het gedachtenlezen louter op de onbewuste spierbewegingen van het zg. medium berust. Het onmiddellijk proefondervindelijk bewijs hiervoor leverde de physioloog William Preyer, die in 1886 een reeks belangrijke studiën over het G. publiceerde; hiernaar staat vast, dat de meeste menschen, wanneer zij sterk aan iets denken, met hun handen geheel onbewust zekere spierbewegingen verrichten, die wel uiterst zwak, doch niettemin sterk genoeg zijn, om door een geoefend gedachtenlezer te worden gevoeld. Het optreden van dusdanige minimale spiercontracties heeft Preyer aangetoond door middel van een door hem vervaardigd zeer gevoelig apparaat, den palmograaf, die in staat stelt ook de zwakste bewegingen graphisch te constateeren. Nu bestaat er tusschen de richting, in welke deze zwakke spierstooten geschieden, en de gefixeerde gedachte dit eenvoudig verband, dat de gedachtenlezer slechts de richting der spierbewegingen heeft te volgen, om het weggestopte voorwerp te vinden. Moet er een gedacht getal of de omtrek van een dier worden opgeschreven, zoo bestuurt het op dat oogenblik aan niets dan aan dat getal of dat dier denkende medium in zekeren zin onbewust de hand van den gedachtenlezer. Natuurlijk zijn de spierbewegingen van het medium uiterst zwak en kort van duur, en er behoort veel scherpzinnigheid gepaard met groote fijngevoeligheid toe om ze waar te nemen en er de beteekenis van te gissen. Blijkens deze verklaring is hetgeen men gedachtenlezen pleegt te noemen eigenlijk spierlezen; de gedachtenlezer toch leest feitelijk niet in de gedachten van het medium, maar het medium wordt door zijn onwillekeurige en onbewust blijvende spierbewegingen en door zijn opgewonden toestand zelf de verrader van zijn gedachten; het medium wordt bij het zoeken derhalve ook niet door den gedachtenlezer geleid, is integendeel zelf degene die leidt. Zonder directe aanraking tusschen medium en gedachtenlezer vervalt de mogelijkheid van het G. Wel heeft in den laatsten tijd de parijsche physioloog Charles Richet op grond van talrijke door hem en j anderen genomen proeven getracht aan te toonen dat ook op afstand en zonder eenigerlei waarneembaar stoffelijk hulpmiddel voorstellingen van den een op den ander kunnen overgaan (fr. suggestion mentale, eng. thoughttransferenee), doch Preyer is van meening dat bij de experimenten van Richet toeval en zelfbedrog een groote rol hebben gespeeld.

< >