Gepubliceerd op 28-02-2021

Gaston paris

betekenis & definitie

fransch romanist, geb. 4 Aug. 1839 te Avenay, overl. 6 Maart 1903, zoon van Paulin P., werd 1872 hoogleeraar in de fransche taal en literatuur aan het Collège de France, in 1896 tot lid van de Academie gekozen; hoofdwerken: Etude sur le rôle de Vaccent latin dans la langue française (1862 en 1896), Histoire poétique de Charlemagne (bekroond, 1866), Vie de Saint-Alexis (met L. Pannier, bekroond, 1872 en 1887), Manuel d’ancien français (dl. 1, La littérature française au moyen-âge, 1888 en 1890), Les origines de la poésie lyrique en France au moyen-âge (1892), Tristan et Iseult (1894), Le roman de Pénard (1895), Poèmes et légendes du moyen-âge (1900), François Villon (1901), Penseurs et poètes (1897); voor de Société des anciens textes gaf hij Merlin en Les miracles de Notre Dame (7 dln., 1876—85) uit.

< >