Gepubliceerd op 29-01-2021

Garcinia

betekenis & definitie

L. Plantengeslacht v/d familie der Clusiaceeën, met een 40-tal soorten, inheemsch in de tropen van Azië en Afrika. Het zijn boomen met lederachtige bladen, eenslachtige, okselstandige bloemen en 1-of veelzadige bes- of steenvruchten. De takken en bladen bevatten een geel melksap, dat aan de lucht stolt. Drie soorten, ni. G. Morella Dhsv. (elliptica Wall.), G. pictoria Roxb. en G. cochinchimnsis Ciiolsy, in Oost-Indië en Cochinchina, leveren het grootste gedeelte der in den europeeschen handel komende gummi-gutti (zie aldaar), dat overigens ook gewonnen wordt van eenige andere soorten, als G. cambogia Desv. (Cambogia gutta) uit Oost-Indië, vroeger voor de eenige moederplant dezer stof gehouden. De meeste G.soorten dragen eetbare vruchten, inzonderheid G. mangostana L., wier vruchten ongeveer de grootte hebben van een kleinen sinaasappel, en, volkomen rijp, een sappig en geurig vleesch bezitten ; verder G. pedunculata Roxb., uit wier 1 kilogr. zware vruchten ook een verfrisschende drank bereid wordt. Uit de zaden van G. purpurea Roxb. (indica Choisy) wordt kokum, een soort vet, bereid, dat in Engeland veelvuldig tegen springende handen wordt aangewend en in Indië gegeten wordt.

< >