Hoofdstad van Galveston county in den noord-amerikaanschen staat Texas, ligt aan de n.-o.-zijde van Galveston-Island (een 47 km. lang, 2'72 tot öVc km. breed dor strandeiland), en aan de Galveston-Inlet, de oostelijk invaart van de Galveston-baai, die 50 km. lang, 18—30 km. breed en in de binnengodeelten 6—7 meter diep is, doch door een ondiepte wordt doorloopen. Twee bruggen van meer dan 3 km. lengte verbinden het eiland G. met het vasteland. De stad is regelmatig gebouwd, heeft breede straten, en telde In 1850: 4177, in 1870: 13 818, in 1890: 29 084 en in 1900: 37 789 inw. Vóór de ramp van 8 Sept. 1900 (zie beneden) had G. een gothische r.-k kerk, een r.-k. universiteit, twee markthallen, een fraai stadhuis, operagebouw, katoenbeurs, allerlei instellingen van onderwijs, al hetgeen geheel of ten deele verwoest werd G., welks totaal-uitvoer in 1899 een waarde van 1 é-'/j mill. pd. sterling beliep is de hoofdhaven der amerikaansche katoenexport, die in 1899 een waarde van 102/5 mill. pond sterling bereikte. De invoer is onbeduidend (1899: 447 000 pond sterling). Het totaal scheepsverkeer bedroeg genoemd jaar in aankomst en vertrek elk ruim 1 millioen registerton. G. heeft katoen-industrie, ijzergieterijen en bierbrouwerijen; het is het eindpunt van het Atchison-Topeka-Sante-Fé-spoorwegnet met aansluiting a/d Southern-Pacificspoorweg. De Noordduitsche Lloyd en de Hamburger Amerikalijn hebben directe verbinding met G., dat ook met Nieuw-Orleans, New-York en Habana in regelmatig stoombootverkeer staat.
Het eiland G. of San Louis was het toevluchtsoord van den laatsten west-indischen flibustierhoofdman, Lafitte. 8 Sept. 1900 werd de stad G. geteisterd door een verschrikkelijken cycloon, gepaard met een geweldigen stormvloed waarbij 5000 menschen omkwamen en de stad voor een groot deel verwoest werd : de materieele schade bedroeg ongeveer 17 millioen dollar; onmiddellijk werd met den wederopbouw der stad begonnen.