Duitsch geneeskundige, geb. 24 Juni 1852 te Frankfurt a. O., sinds 1886 hoogleeraar te Greifswald, is lid van den rijksgezondheidsraad (sinds 1901) enz.; hield zich vooral bezig met de desinfectie, het immuniteitsvraagstuk, de ziekten der landbouwhuisdieren, vond met Uhlenruth een methode uit tot het immuun maken voor mond- en klauwzeer, is voorts de ontdekker van de typhusbacil en van verschillende andere bacillen, leverde proefondervindelijk het bewijs dat het konijn wanneer het herstelt van een infectie! met de bacil der muizenseptichaemie, immuun is voor nieuwe besmetting (het eerste zekere voorbeeld van immuniteit na een door bacteriën veroorzaakte ziekte), en kan met Koch en Gaffky tot de grondleggers van de moderne desinfectie met heeten waterdamp worden gerekend.
In zijn laboratorium vond Uhlenruth een methode om eiwitlichamen, afkomstig van verschillende dieren, van elkander te onderscheiden (vooral van belang wijl zij het mogelijk maakt om met zekerheid uit te maken of bloedsporen van menschen afkomstig zijn). L. richtte in 1887 met Uhlworm en Leuckart het „Centrallblatt für Bakteriologie und Parasitenkunde” op; behalve een menigte verhandelingen enz. in dit en andere vakbladen, schreef hij: Vorlesungen über die geschichtliche Entwicklung der Lehre von den Bakterien (dl. 1 Leipz. 1887), Die Malariakrankheiten (in de door Leyden en Klemperer geredigeerde ,,Deutsche Klinik”, Ween. 1903), Die Schutzimpfung gegen die Maul- und Klauenseuche (in het ,,Festschrift zum 60. Geburtstage von Rob. Koch”, Jena 1903).