gewoonlijk Neuberin geheeten, duitseh tooneeispeelster, geb. 9 Maart 1697 te Reichenbach in het Vogtland, verbond zich met haar man, Johann N., aan een gezelschap te Weissenfels, begon later zelf een schouwburg, en heeft, doordat zij met Gellert’s hulp er in slaagde den hansworst en het hansworstachtige van het duitsche tooneel te doen verdwijnen, daarop een veredelenden invloed uitgeoefend en het tot een hooger peil opgevoerd. Tot armoede vervallen, overl. zij 30 Nov. 1760 te Laubegart bij Dresden, waar vrienden der kunst in 1776 een gedenkteeken voor haar hebben opgericht, dat in 1882 vernieuwd is.
Zij schreef eenige voorspelen en herdersspelen. Haar spel was steeds grootsch en meeslepend, haar voordracht leed aan al te pathetische declamatie.