Groep van omstreeks 60 eilanden in de Noordelijke-IJszee, benoorden Nova-Zembla. tusschen 79°45 (Lamonteiland) en circa 82°15’ N. B. (KroonprinsRudolf-Land), en tusschen 42° (kaap Mary Harmsworth, Alexandraland) en 63° O. L. v. fr. (Eva-eiland, Hvidtenland). De door Payer aangegeven vastelanden, door hem Wilczekland en Zichyland geheeten, zijn door de Jacksonexpeditie (1894—97) bevonden te bestaan uit een aantal kleine eilanden. In het westen, ten noorden van Alexandraland en Zichyland, strekt zich een uitgestrekte, open, volkomen landlooze zee uit, de Koningin Victoria-zee. De westelijke groep van F., die den algemeenen naam van Alexandraland draagt, bestaat uit twee door een breede baai (Cambridge-baai) gescheiden landmassa’s, nl. Prins-George-Land met Peary-gletscher in het z., Payer-gletscher in het w. Ten o. van Alexandraland, daarvan gescheiden door het Britsche kanaal, ligt de Zichyland-archipel. vóór welke in het z Hookereiland, Mc Clintockeiland, Hall-eiland > enz. gelegerd zijn. Oostelijk van Zichyland, j door de Austriasond daarvan gescheiden, ligt 1 Wilczekland,Graham-Bell-land, en, ten noorden j daarvan, de vier eilanden van Hvidtenland, tezamen de derde groep van F. vormende. De archipel bestaat uit meer dan 100 meter machtige deklagen van bazalt over marine jurassische schichten, die saamgesteld zijn uit vermoedelijk tot den dogger behoorende toonsoorten, toonzandgesteente en mergels. F. vertoont daarom een overwegend plateaukarakter, inzonderheid in het z. en z.w.; de hoogte bedraagt gemiddeld circa 300 meter; in het z. o., op Hall- en Mc Clintock eiland I zijn eenige bergkegels van tot 800 meter bekend. F. is geheel met sneeuw en ijs bedekt. De gemiddelde jaartemperatuur bedraagt — 18° C. De vegetatie is veel armelijker dan die van Spitsbergen en Nova-Zembla, en op vele punten tot eenige mossen beperkt, terwijl de dierenwereld voor zoover men weet alleen door ijsberen en trekvogels vertegenwoordigd is; in het noorden zijn ook sporen van vossen gevonden; aan de kust leven ontelbare pinguins.
F. werd in 1873 door de oostenr.-hongaarsche pool-expeditie onder Payer en Weyprecht ontdekt en per slede nader opgenomen; het noordelijkst punt dat bereikt werd (2 April 1874), was kaap Fligely, op Kroonprins RudolfLand, onder 82° 5’ N. B. In 1880 vulde de expeditie van Leigh Smith de verkregen kennis aan door een reis langs de zuidkusten, gedurende welke een westelijke uitbreiding tot42\V.L. v. G. gevonden werd. In 1894 strekte Jackson zijn onderzoekingen uit tot aan kaap Mary Harmsworth; zijn expeditie bleef drie jaren in F., ter hoogte van kaap Flora, in het z.w. van Northbrook-eiland (in het zuidelijk deel van het tusschen Zichyland en Alexandraland gelegen Britsche kanaal); 17 Juni 1896 ontmoette haar hier de expeditie van Nansen, die den winter van 1895 eveneens op F., doch meer in het oosten, had doorgebracht en 86 ° 4' (niet 86 0 14') N. B. bereikt had. De amerikaan W. Wellmann, die 1898— 99 Wilczekland nader onderzocht, drong in 1899 tot 82 ° 5' N. B. door en ontdekte ten n.o. van Wilczekland het eiland Graham Bell-Land, en ten n. Whitney-eiland. Bij de omvaring van Kroonprins Rudolf-Land door de expeditie onder den hertog der Abruzzen (prins Lodewijk Amadeus van Savoie), in 1898—1900, werd het niet-bestaan van het veronderstelde Petermannland en Koning Oscar-land geconstateerd, terwijl een deel der expeditie onder kapitein Cagni-Cueder op een slede-tocht tot 86 c 33' 49' N. B. en 65° O. L. doordrong, tot dusver het noordelijkst punt dat bereikt werd.
Literatuur: Jackson, Three year’s exploration in F. (Londen 1898); dezelfde, A thousand days in the Arctic (2 dln., New-York en Londen, 1898); Nansen, The Norwegian North Polar Expedition 1898—96. Scienti/ic results (Leipz. 1900 v.v.).