Gepubliceerd op 29-01-2021

Frankfort am main

betekenis & definitie

nederl. Frankfort aan de Main.

1) Landkreits v/h pruis. regeeringsdistrict Wiesbaden, 41 [j km. groot, in 1900: 25.037 inw., in 1 stad en 14 landgemeenten.
2) Stad en stadskreits, een der voornaamste handelssteden van het duitsche rijk, tot 1866 een der vier vrije steden en zetel van den Bondsdag, ligt onder 500 7' N.B en 8® 41' O.L. v. Gr., in een breede dalzool, circa 100 m. boven zeeniveau, aan de Main, in een schoone en uiterst vruchtbare streek, omgeven door villa’s, wijngaarden, tuinen en ooftkweekerijen; gemiddelde jaartemperatuur : 9,7 0 C. (maximum + 36,8 °, minimum — 21,5 °); regenval 610 millim. per jaar. F. telde in 1440 ongeveer 9000, in 1800 : 40,000, in 1880: 136,819, in 1895, met inbegrip van de in hetzelfde jaar ingelijfde stad Bockenheim, 229.279, en in 1900: 288.989 inw. (139.682 mannen, 149.307 vrouwen, en naar de geloofsbelijdenis, 175.909 evangelischen, 88.457 r.-kath., 2649 andere christenen en 21.974 israëlieten); de bevolkingstoename van 1895—1900 bedroeg alzoo 26 pCt. (59.710 personen, waaronder 20.382 van de drie gedurende dat tijdvak ingelijfde aangrenzende gemeenten); aantal levend geborenen in 1900:7513, huwelijken: 3182, sterfgevallen: 5031 (met inbegrip van 283 doodgeboorten). Rekent men de bevolking van 1900 der naburige, in economische gemeenschap met F. staande plaatsen Rödelheim (6432 inw.), Preungesheim (2310), Hausen (1686), Bonames (1017), Heddernheim (4558), Eckenheim (2538), Eschersheim (1846), Niederursel (855), Ginnheim (2078), Praunheim (1269), Berkersheim (388), Griesheim (8881), Schwanheim (3737), Neu-Isenburg (8072), Bergen-Enkheim (4394) en Fechenheim (6409), tezamen 56.530 inw., mede, zoo verkrijgt men voor dit economisch district Groot-Frankfurt een bevolking van 345.519 inw.

Het eigenlijk F. breidt zich uit aan den rechter-, langzaam oploopenden oever van de Main, en is door vijf bruggen verbonden met het aan den anderen oever gelegen gedeelte, Sachsenhausen; de oude stad ligt binnen de grenzen die in de 12de eeuw aan de stad werden gegeven; dit gedeelte kenmerkt zich doordat de straatnamen meestal op „Graben“ eindigen; de vestingwerken (17de eeuw) werden in 1804—12 geslecht, waarna de stad zich naar alle zijden snel uitbreidde. Onder de bruggen over de Main is de steenen Alte Mainbrücke (265 meter lang, 14 bogen), met het standbeeld van Karel den Groote, de oudste: zij werd omstreeks 1150 gebouwd en in de jaren 1342 en 1741 verbouwd. De oude stad bevat nog tal van nauwe, donkere, sombere straten en stegen met zeer oude huizen, de overige deelen der stad hebben geheel een modern karakter, en de Zeil, de Neue Mainzer Strasse, de Kaiser- en Friedensstrasse bevat tal van paleis-aehtige gebouwen; de donkere, sombere Judengasse (Jodenbuurt), tot 1806 het eenige deel der stad waar israëlieten werden geduld, is thans op het huisje der familie Rothschild na verdwenen; in de plaats is een ruime straat (Börnestrasse) verrezen. Op de Rossmarkt staat een Gutenberg-monument (in 1858 onthuld), bestaande uit een groote fonteingroep, voorstellende Gutenberg met Schöffer en Fust, en aan den voet personificaties der theologie, poëzie, natuurwetenschappen en industrie (in 1892 vernieuwd); op ’t aangrenzende Goetheplein staat sinds 1844 een standbeeld yan Goethe (het werk van Schwanthaler), en op de Schillerplatz een naar Dielmann’s model in 1863 gegoten standbeeld van Schiller; op den Römerberg, dien nog op het einde der 18de eeuw geen israëliet betreden mocht en waarop oudtijds na de keizerkroningen volksfeesten plaats hadden, bevindt zich de Justitiafontein. in 1543 voltooid, in 1611 met een steenen Justitia versierd, in 1887 vernieuwd; op het voormalig Peterskerkhof een oorlogsmonument voor de in 1870—71 gevallenen; vóór de Friedbergerpoort het Hessenmonument ter gedachtenis aan de op 2 Dec. 1792 bij de bestorming van het door de Franschen ingenomen Frankfurt gesneuvelden; o/d Hühnermarkt een standbeeld van den dichter Stoltze (1895 onthuld); op andere punten der stad staan nog standbeelden of bustes van Schopenhauer, Senckenberg, Börne, Bethmann, ruiterstandbeeld van keizer Wilhelm I (1896), bronzen standbeeld van den grondlegger der electrische telegraphie Sömerring (onthuld 1897) enz. F. heeft 15 evangelische, 9 r.-kath. kerken, 4 synagogen en ’n aantal godshuizen van andere gezindten; de voornaamste daaronder is de r.-kath. domkerk, in welke sinds 1562 de duitsche keizers gekroond werden; zij werd in het jaar 852 onder Bodewijk den Duitscher aangevangen, in 1235 herbouwd en van vier torens voorzien, vier jaren later aan den H. Bartholomeus toegewijd, 15 Aug. 1867 door brand ten deele vernield, 1869—80 door Denzinger gerestaureerd. De voornaamste wereldlijke bouwwerken zijn : het Romer, ’t raadhuis der voormalige rijksstad, 1405—13 gebouwd, later meermalen verbouwd en o/h einde der I9de eeuw gerestaureerd; de keizerzaal, o/d eerste verdieping van dit gebouw, bevat de levensgroote beeltenissen der duitsche keizers en sinds 1892 een marmeren standbeeld van keizer Wilhelm I (van Kaupert); naast de keizerzaal bevindt zich de Kieskamer, thans zittingszaal voor den gemeenteraad; in 1901 werd onmiddellijk naast het Romer een nieuw paleis voor het stedelijk bestuur begonnen; verder het paleis der vorsten van Thurn en Taxis (voltooid 1730), waarin tot 1866 de Bondsdag bijeenkwam; het archiefgebouw (1878), de stadsbibliotheek met voorzaal in eorinthisehen stijl (1825, door Hess gebouwd); het voormalig Linnenhuis (14dp eeuw) met hoektorens, werd in 1892 tot museum ingericht; het hoofdstation der spoorwegen, 1883 —88 door Eggert gebouwd behoort tot de mooiste van Europa: nieuwe beurs (1879), nieuwe schouwburg (aan de Gallus-aanleg, 1901 begonnen), het gebouw van het Stadelsche Kunst-instituut (1878 voltooid), hetwelk een rijke verzameling schilderijen bevat; het huis waarin Goethe geboren werd, in 1863 door het Vrije Duitsche Hoogstift aangekocht en gerestaureerd, rijk aan souvenirs aan den dichter; het operagebouw' bij de Bockenheimerpoort (1873—80 gebouwd), paleis van justitie in duitschen renaissancestijl naar ontwerpen van Endell, 1884—89 gebouwd, enz. Een der grootste gebouwen der geheele stad is het Deutsch-Ordenhaus, in 1709 voltooid, gelegen in het kwartier Sachsenhausen, voorheen eigendom der oostenrijksche kroon. Verder bezit de stad nog tal van interessante oude en grootsche nieuwe gebouwen; onder de laatste moeten vermeld de Rijksbank van Lange, Pavelt & Co., de Frankfurter bank, het Germania-, het Batavia-en het Alemanniagebouw, de villa’s, hotels, enz. aan de Promenade enz. Verder heeft F. een groot abattoir (in Sachsenhausen) een markthal, een groot stedelijk ziekenhuis, een Passage (1901), enz.

De stad wordt bestuurd door een eersten burgemeester, een tweeden-burgemeester, 24 wethouders (waarvan 11 bezoldigd) en een gemeenteraad van 64 leden. F. heeft een uitmuntend georganiseerde brandweer, 2 stedelijke gasfabrieken, 2 stedelijke electriciteitswerken, twee waterleidingen, (een hoogbronleiding uit den Vogelsberg en den Spessart, levering tot 14.000 M3., en een grondwaterleiding in het Stadswald, levering tot 27.000 kubieke meter per dag) met een buizennet van 450 km., ook bestaat nog een Mainleiding die zijn prise d’eau aan de Main heeft, alsmede de Bockenheimer leiding. Het gewone gemeentelijk budget sloot in 1901 met 23,7 millioen mark inkomsten en evenveel uitgaven, het buitengewone met 9,2 mill. mark, de afdeeling gemeentebedrijven met ruim 162/3 mill. mark; de gemeenteschuld bedroeg op 31 Maart. 1900: 94 mill. mark ; voor het onderwijs (met inbegrip van nieuw te bouwen lokalen) werd in genoemd jaar uitgegeven 5 mill. mark, terwijl aan instellingen van weldadigheid, zieken- en armenzorg een toelage van 1,16 mill. mark werd uitgekeerd. Het wapen der stad is een witte adelaar met een gouden kroon op een rood veld; de stadskleuren zijn rood en wit. F. is zetel van verschillende rechtscolleges, van een evangelisch consistorium, van een hoofdpostdirectie voor het regeeringsdistrict Wiesbaden, van een hoofddepöt der Rijksbank, enz. De voornaamste inrichtingen van hooger onderwijs zijn: Akademie voor sociale en handelswetenschappen (sinds 1901), stedelijk gymnasium (in 1520 gesticht en in 1897 gesplitst in het Goethe-gymnasium en het Lessing-gymnasium),Keizer-Friedrich-gymnasium, gymnasium voor meisjes (sinds 1901), instituut voor kinderen van gebrekkige geestvermogens en verwaarloosden, doofstommeninstituut, hoogere handelsschool, twee conservatoria, enz. F. heeft voorts vele groote bibliotheken, wetenschappelijke en kunstverzamelingen van allerlei aard. De vereenigde stadsschouwburgen (aandeelmaatschappij: oude schouwburg, nieuwe schouwburg en opera) genieten een jaarlijksche toelage van de gemeente. Te F. verschenen in 1901 acht politieke, een of meermalen per dag uitkomende bladen : Frankfurter Journal (de oudste), Frankfurter Zeitung, Volksstimme enz., benevens tal van weekbladen en wetenschappelijke en technische tijdschriften.

De industrie was tot o/d helft der 19de eeuw door het ontbreken eener eigenlijke arbeidersbevolking te F. uiterst zwak vertegenwoordigd, doch heeft zich sinds 1870 als bij den dag uitgebreid, met name in de fabrikage van frankfurter zwart (verfstof), wasdoek, goud- en zilverdraad, bierbrouwerij, ijzergieterij, machinebouw, aanleg van electrische geleidingen enz. Hoofdzakelijk echter wordt te Hanau en Offenbach voor rekening van Frankfurt gewerkt. De engelsche en fransche groothandel op F. is ingevolge de vergemakkelijkte directe verbinding tusschen de landsteden en de zeehavens sterk verminderd. De handel strekt zich voornamelijk uit over koloniale waren, leer, huiden, wijn, steenkool, manufacturen, zijde- en modeartikelen. De beide missen (paaschmis en najaarsmis), i/d 16de eeuw' van groote beteekenis, zijn thans van weinig of geen belang meer, de boekhandel, van welke F. voorheen de hoofdzetel was, heeft zich sinds lang naar Leipzig verplaatst. F. is daarentegen de hoofdzetel van het bankwezen en wisselverkeer voor geheel Zuid-Duitschland. Onder de grootere bank-instellingen en verzekering-maatschappijen moeten vermeld, behalve het hoofddepot der Rijksbank (omzet in 1900: 10 742 millioen mark): de Frankfurter Bank, de Allgemeine Elsässisebe Bankgesellschaft, de Frankfurter Hypothekenbank (16 millioen aandeel-kapitaal, zuivere winst in 1900: 2.371.120 mark), de Frankfurter HypothekenKredit-Verein, Frankfurter Gewerbekasse, Landwirtschaftliche Kreditbank, Providentia, Frankfurter Versicherungsgesellschaft, Frankfurter Lebensversicherungsgesellschaft enz. De meeste europeesche en buiten-europ. staten hebben consulaten te F.

Wat het verkeerswezen van F betreft, ligt F. aan de lijnen F.-Bebra (167 km.), F.-GiessenCassel (20Ó km.), F.-Wiesbaden (42 km.), F.-Homburg (19 km), F.-Hanau (23 km.) F.Rüdesheim-Niederlahnstein (124 km.) der pruisische staatsspoorwegen, F.-NiedernhausenLimburg (75 km.), F.-Mainz-Bingerbrück (69 km.), F -Aschaffenburg (14 km.), F.-BiblisMannheim (81 km.), en F.-Eberbach (106 km.) der pruisisch-hessensche staatsspoorwegen, en F.Heidelberg der Main-Neckarbaan: van F. naar Eschersheim en van Sachsenhausen naar Neu-Isenburg, Niederrad en Sehwanheim loopen lokaallijnen, en van Sachsenhausen naar Oberrad en Offenbach een electrische tramlijn. De stad heeft een grootsch hoofdstation en drie andere stations. Sinds October 1886 werd op staatskosten een aanvang gemaakt met de kanaliseering van de Main; in aansluiting hieraan werd van gemeentewege een nieuwe haven aangelegd; hierdoor zijn handel en verkeer aanmerkelijk toegenomen. Verder heeft F. een tramnet van 69 km. bedrijfslengte; in 1872 als paardentram opgericht werd in 1901 de electriciteit als drijfkracht ingevoerd. F. heeft een gemeentelijken telefoondienst (Stadtfernsprechamt), in 1901: 8000 aangeslotenen.

F., in 793 voor het eerst vermeld, onder den naam Franconofurd,is een zeer oude plaats, waarschijnlijk ontstaan uit een militair station der Romeinen, en ten tijde der Merowingers reeds sterk bevolkt; het schijnt zijn naam te hebben ontvangen door Karel den Groote, die hier op een ondiepe plaats (Furt) met zijn leger over de Main trok en de aan gene zijde gelegerde Saksen versloeg: hij deed zich hier ook een hof bouwen, in den geest van het Valkhof te Nijmegen, den Koningshof, gelegen op de plaats van de tegenwoordige St. Leonhardskerk, en hield hier in 794 een kerkvergadering, op welke o. a. het adoptianisme veroordeeld en de beeldendienst verworpen werd. Lodewijk de Vrome koos F. tot zijn residentie, liet zich hier een paleis bouwen, en omgaf de stad in 838 met muren en grachten. Onder de latere Karolingers nam de stad nog gedurig in aanzien toe ennahet verdrag van Verdun (843) werd zij tot hoofdstad van het Oostfrankisehe rijk verheven. Het veelvuldig verwijlen der keizers en koningen te F., de vele hier gehouden rijksdagen en kerkvergaderingen, de oprichting van een geestelijk stift en de aanzienlijke schenkingen aan de kerk alhier, verschaften de stad een groote mate van invloed en nadat in 1152 keizer Frederik hier gekozen was geworden kreeg zij stemrecht in de duitsche koningskeuze. In 1245 werd F. vrije rijksstad De stad stond aanvankelijk onder een keizerlijken gouverneur: weldra stelde de bevolking echter burgemeesters en een burgerraad aan en ten slotte werd de waardigheid van gouverneur gedurende het interregnum in 1257 opgeheven en aan F. zelfbestuur toegestaan. In 1356 werd door de Gouden bul, die nog in het historisch museum bewaard wordt, F.’s kiesrecht in de koningskeuze bevestigd, en sinds Maximiliaan II (1562) werden alle keizers hier gekroond. In den Dertigjarigen (1635), Zevenjarigen oorlog (1759—62), alsmede in de fransche oorlogen (1792, 1796, 1799, 1800, 1806) had de stad zwaar te lijden. In 1806 werd de stad met haar gebied aan den vorst-primas van den Rijnbond, Karel van Dalberg, gegeven en in 1810 vormde Napoléon ten behoeve van Dalberg uit F., Hanau, Fulda, Wetzlar en Aschaffenburg het groothertogdom Frankfurt, 5220 □ km. groot met 302 000 inw. Bij de nieuwe indeeling der duitsche landen in 1815 werd F. een vrijstad en in 1816 zetel van den Duitschen Bond : 18 Oct. 1816 kreeg F. een nieuwe, op de oude rijksstedelijke berustende grondwet. 3 April 1833 had te F. een studenten-oproer plaats, bekend onder den naam van Frankfurter Attentat, bestuurd door poolsehe revolutionnairen en door de boeren uit den omtrek ondersteund; doel was den Bondsdag te verjagen, aanleiding de door dit lichaam genomen maatregelen tegen de pers; de opstandelingen bestormden tal van openbare gebouwen, doch werden weldra door de troepen uiteengedreven en voor een deel gevangen genomen. In 1836 sloot de stad zich bij de tol-unie aan. In April 1848 vergaderde te F. het zg. voor-parlement, en van 1848 tot 13 Mei 1849 hield hier de duitsche nationale vergadering haar beraadslagingen, w-aardoor de stad eenigen tijd het middelpunt van het politieke leven in Duitschland was. Gedurende de jaren 1848—49 hadden te F. tal van oproerige bewegingen plaats, die telkens met wapengeweld werden onderdrukt. In 1863 kwamen hier op uitnoodiging van den keizer van Oostenrijk de duitsche vorsten bijeen, teneinde over een hervorming der bondsgrondwet te beraadslagen; de besprekingen leidden echter tot geen resultaat, tij het uitbreken van den oorlog van 1866 schaarde de stad zich aan de zijde der vijanden van Pruisen, waarop zij 16 Juli door generaal Vogel von Falckenstein bezet werd en haar een oorlogsbelasting van 6 millioen gulden werd opgelegd. Bij patent van 18 Oct. 1866 werd F. bij Pruisen ingelijfd en met het omgelegen gebied tot een kreits vereenigd ; sinds Juni 1885 vormt de stad een zelfstandig district. 10 Mei 1871 werd hier de vrede van Frankfurt, die een einde maakte aan den Fransehduitschen oorlog, gesloten. In den zomer van 1891 werd te F. een internationale electrotechnische tentoonstelling gehouden.

< >