fransch jezuïet en biechtvader van Lodewijk XIV, geb. 25 Aug. 1624 op het kasteel Aix (Forez), werd opgeleid in het college van Roanne, was daar vervolgens leeraar in de wijsbegeerte, daarna -rector te Grenoble, provinciaal der orde te Lyon en kwam vandaar in 1675 als biechtvader des konings aan het hof. Hij maakte van zijn invloed gebruik om de tot dusverre alvermogende madame de Montespan (zie ald.) ten val te brengen, en beverderde na den dood der koningin de verhouding tusschen Lodewijk en madame de Maintenon (zie ald.).
Lodewijk XIV schonk hem in kerkelijke aangelegenheden het volste vertrouwen; L. beproefde op te treden als bemiddelaar tusschen paus en koning, maar zijn positie werd met den duur gevaarlijk: de protestanten noemden hem den hoofdbewerker van het herroepen van het edict van Nantes; de Jansenisten vielen hem als vijand aan en toch toonde L. in den twist tusschen Fénélon en Bossuet tot eigen schade zich welwillend tegenover eerstgenoemde. Toch behield hij tot het laatste toe de gunst des konings; deze schonk hem op de hoogte van Mout Louis nabij Parijs, waar de Jezuieten reeds een bezitting hadden, nog meer grond.L. overl. 20 Jan. 1709; hij liet philosophische, theologische en oudheidkundige werken na. Na zijn dood werd zijn landgoed een bezitting van het professenhuis der Jezuïeten en bij de opheffing der orde kwam het in 1764 aan verschillende particuliere eigenaars, doch bleef den naam Père-Lachaise behouden, die ook overging op het beroemde kerkhof, waarin het 1804 veranderd werd (zie verder Parijs).